441 442 Bijlade tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden,1934. BIJLAGE >0-172» 40% van de hoofdsom der grondbelasting, 80% van de hoofdsom der personeele belasting naar den eersten,tweeden en derden grondslag, 25 opcenten op de hoofdsom der gemeentefcndsbelasting, 10 opcenten op de hoofdsom der vermogensbelasting. Van de opbrengst der grondbelasting komt tot dusver krachtens het bepaalde in de financieele verhoudingswet 75% ten goede aan de gemeenten,zoodat bij aanneming van het wetsontwerp voor haar slechts 35% resteert De personeele belasting wordt tot nu toe geheel aan de gemeenten uitgekeerd,terwijl zij de bevoegdheid hebben tot wijziging der wettelijke tarieven (waarvan Leeuwarden ten opzichte van de eerste drie grondslagen geen gebruik heeft gemaakt) en tot heffing van opcenten. De vrijheid tot tariefs wijziging zal echter ten aanzien van de eerste drie grond slagen der belasting gedurende den tijd,dat het fonds zal werken,vervallen,teneinde de hoofdsom dier drie grondslagen te normaliseeren. Van deze genormaliseerde hoofdsom van de drie voornaamste grondslagen wordt 80% naar het fonds over geheveld, v/elk bedrag overeenkomt met 75 opcenten op de hoofdsom der personeele belasting. Ten aanzien van de heffing van opcenten op de gemeente fond sbelasting valt op te merken,dat in verband met de extra heffing door het Rijk va.» 25 opcenten,de m.axima voor de gemeentelijke heffing zijn gebracht in plaats van op 80 tot uiterlijk 100,op 55 tot uiterlijk 75 opcenten. Het maximum aantal gemeentelijke opcenten op de vermo gensbelasting wordt tot 40 teruggebracht,nu 10 opcenten in het fonds zullen worden gestort. Tengevolge van het feit,dat het Rijk 25 opcenten op de gemeentefondsbelasting zal overbrengen naar het werkloos- heidssubsidiefonds zonder acht te slaan op de klasseswaarin de gemeenten voor deze belasting zijn gerangschiktzal aan de gemeenten,welke in de 2e cn 3e klasse zijn geplaatst, vóórdat bijdraöen in de kosten van werkloosheidsvoorziening worden verleend,een uitkeering geschieden van resp.f 0-50 en f 1.- per aangeslagene. Voor bijdragen uit laatstgenoemd fonds komen in aanmer king de uitgaven voor steunverleening aan werkloozen en arbeidsloonen,voor werkverschaffing betaald,en daarmede door den Minister van Sociale Zaken gelijk te stellen uit gaven (uitkeeringen bij regenverletvorstpremie Ziektewet e.d.). Het onderscheid tusschen gedane uitkeeringen aan werkloozen,afkomstig uit met name door don Minister van Sociale Zaken aangewezen bedrijven waarin crisiswerkloos heid heerscht,en de ondersteuning van de overige werkloozen komt te vervallen. Voortaan zullen alle uitgaven,gedaan krechtens de Rijks steunregeling en voldoende aan de daarvoor gestelde voor waarden, voor subsidieering in aanmerking kernen, Het percentage van het subsidie wordt bepaald naar gelang van de uitgaven in verband met de belastingcapaciteit der gemeenten. De belastingcajjaciteit wordt berekend door samen telling van de navolgende opbrengsten over het boekings tijdvak 1932/1933; a. 100 opcenten op de hoofdsom der gemeentefondsbelasting, bij rangschikking der gemeente voor de heffing dezer be lasting in de le klasse; b. 50 opcenten op de hoofdsom der vermogensbelasting; c. 80 opcenten op de hoofdsom der grondbelasting wegens gebouwde eigendommen; d. 20 opcenten op de hoofdsom der grondbelasting wegens ongebouwde eigendommen; Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden,193k. BIJLAGE NO.172. e.de hoofdsom der personeele belasting volgens het tarief der wet op de personeele belasting 1896,vermeerderd met 150 opcenten in de klasse of de klassen,waarin de gemeenten voor de heffing dezer belasting zijn gerangschikt; f. 75% van de hoofdsom der grondbelasting. Deze belastingcapaciteit bedraagt voor Leeuwarden over het boekingstijdvak 1932/1933: f 1.518.853»-. Ter bepaling va.i het subsidiepercentage worden de werk loosheidsuitgaven uitgedrukt in procenten van het cijfer der belastingcapaciteit. De uitkomst (of het naar beneden daarbij dichtst komende cijfer) geeft in een bij het wetsontwerp ge voegde schaal het percentage der bijdrage aan. Ad III. Omtrent de geraamde resultaten der bedrijven voor 1935 merken wij het volgende op. De winst van het electriciteitbedrijf is f 77*174*83,die van de gasfabriek f 20.811.39 lager geraamd dan voor 1934. De tijdsomstandigheden,alsmede het opnieuw afsluiten van con tracten met grootverbruikers,laten geen hoogere raming toe. De eenigszins verlaagde tarieven voor het openbaar slacht huis reduceeren de winst voor dit bedrijf.terwijl door de lagere opbrengst der cultuurgronden de winst van het grondbe drijf achteruitloopt. Ad IV. De woningen van de Coöperatieve Vereeniging "Woning bouw" en van de Woningvereeniging "Ons Belang" zijn inge bracht in het woningbedrijfwaardoor het verlies belangrijk wordt verhoogd. Het nadeelig slot van het reinigingsbedrijf is f 6.171.82 hooger geraamd dan voor 1934 (zie hieronder bij "Gemeentereiniging") Ad V. De opbrengst van de dividend- en tantièmebelasting loopt achteruit. Wij komen thans tot de vraag,op welke wijze het aanvanke lijke begrootingstekort moest worden overbrugd. Zooals wij hiervoren reeds bij de bespreking van de beide Regeeringsmaatregelen hebben uiteengezetzal het gemeente lijke belastinggebied belangrijk worden ingekrompen. Van de opbrengsten der grondbelasting,personeele belasting,opcenten op de gemeentefonds- en vermogensbelasting zullen de gemeen ten een zeer groot deel moeten ontberen. Het in normale om standigheden te heffen maximum aantal opcenten op de gemeen tefondsbelasting bedraagt voortaan 55,waarnaast het Rijk 25 opcenten heft. Als uiterste,n.1.wanneer alle andere mogelijke heffingen tot redelijke bedragen zijn opgevoerd (deze redelijk heid te beoordeelen door de Regeering)mogen de opcenten met ten hoogste 20 worden verhoogd. De Regeering neemt te dezen overigens het standpunt in,dat op de gemeentebegrootingen, welke zich bij de veranderde omstandigheden hebben aan te passen,naar evenredigheid moet worden bezuinigd. Het ligt voor de hand,dat ook onze aandacht op de mogelijkheid van verdere bezuinigingen was gevestigd. Er waren op de begrooting voor 1934,gelijk U bekend is,reeds tal van versoberingen aangebracht,doch niettemin is ten opzichte van de ontwerp- begrooting voor 1935 in die richting doorgegaan. Met name zijn de verlagingen betreffende de uitgaven voor het Middel baar onderwijs voor meisjes,het lager onderwijs en het bewaarschoolondeiwijs,een en ander overeenkomstig de daarover onlangs door Uwe Vergadering genomen besluiten,op die begreo- ting toegepast. Voorts hebben wij de ontwerp-bëgrootingen voor den dienst van gemeentewerken en der andere bedrijven op onderscheidene posten,waar zulks maar eenigszins mogelijk was,verlaagd. Eet in het begin dezes jaars toegezegde onder zoek naar de wenschelijkheid van opheffing der Stads. Bank van Leening is inmiddels ingesteld en zal waarschijn lijk tot een voorstel tot opheffing leiden,waarmede opnieuw een verlichting van lasten zal worden verkregen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1934 | | pagina 487