n tt tt tt tf tf t tt tt ft t 11 tl tt 11 11 tt tt tt 11 tt ft tt t Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1934. Art. 4. Indien meer dan 1 leerling uit hetzelfde gezin gelijk tijdig een school bezoekt, waarvoor deze verordening Verschuldigd bedrag per leerling en per jaar voor Ink ome dc scholen voor gewoon lager- en buitengewoon lager onderwijs j de scholen voor uitge breid lager onderwijs 3800.- tot ben. 3900— 34.60 44.80 3900.- 4000— 35.85 46.40 4000.— 4200— 38.35 49.60 4200.- 4400— 40.85 52.80 4400.- 4600— 43.35 56— 4600.- 4800— 45.85 59.20 4800.- 5000— 48.35 62.40 5000.- 5200— 50.85 65.60 5200— 5400— 53.35 68.80 5400— 5600— 55.85 72— 5600— 5800— 58.35 75.20 5800— 6000— 60.85 78.40 6000— 6200— 63.35 81.60 6200— 6400— 65.85 84.80 6400— 6600— 68.35 88— 6600— 6800— 70.85 91.20 6800— 7000— 73.35 94.40 7000— 7200— 75.85 97.60 7200— 7400— 78.35 100.80 7400— 7600— 80.85 104— 7600— 7800— 83.35 107.20 7800— 8000— 85.85 110.40 8000— 8200— 88.35 113.60 8200— 8400— 90.85 116.80 8400— 8600— 93.35 120. 8600— 8800— 95.85 123.20 88C0— 9000— 98.35 126.40 9000— 9200— 100.85 129.60 9200— 9400— 103.35 132.80 9400— 9600— 105.85 136— 9600— 9800— 108.35 139.20 9800— 10000— 110.85 142.40 10000— 10200— 113.35 145.60 10200— 10400— 115.85 148.80 10400— 10600— 118.35 152.— 10600— 10800— 120.85 155.20 10800— 11000— 123.35 158.40 11000. 11200. 125.85 161.60 11200. 11400. 128.35 164.80 11400. 11600. 130.85 168.— 11600. en hooger 133.35 171.20 Voor de toepassing van het bovenstaande wordt onder het aantal minderjarige kinderen, bedoeld in art. 6, verstaan het aantal minderjarige eigen of aange huwde kinderen en pleegkinderen, genomen volgens den toestand bij den aanvang van het leerjaar of, in dien het leerjaar later dan 1 Mei begint, op 1 Mei voorafgaande aan het leerjaar, of, bij vestiging binnen het Rijk na dien datum, op het tijdstip van vestiging. Het verschuldigd bedrag wordt steeds berekend over het gezamenlijk inkomen der ouders, ook in die gevallen waarin dit niet voor de Rijksinkomstenbelasting en Gemeentefondsbelasting geschiedt. Waar in deze verordening gesproken wordt van „leerjaar" wordt daaronder verstaan het tijdvak van 1 September tot en met 31 Augustus, tenzij het leerjaar in Mei begint, in welk geval onder leerjaar wordt verstaan het tijdvak van 1 Mei tot en met 30 April. Art. 3. Indien meer dan één leerling uit hetzelfde gezin gelijktijdig een gemeentelijke inrichting van onderwijs, met uitzondering van de stedelijke muziekschool. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1934. Bijlage no. 175. geldt, wordt het schoolgeld voor den tweeden leerling met twintig, den derden met veertig, den vierden met zestig en den vijfden met tachtig ten honderd vermin derd en is voor de volgende leerlingen geen schoolgeld verschuldigd. Art. 5. De volgorde der vermindering in artikel 4 bedoeld, geschiedt volgens den leeftijd der leerlingen, met dien verstande, dat de oudste leerling als de eerste wordt beschouwd. Is het schoolgeld niet voor alle leerlingen gelijk, dan wordt de leerling, voor wien het hoogste schoolgeld verschuldigd is, als de eerste beschouwd en heeft de vermindering plaats in volgorde van de hoegrootheid van het schoolgeld. Art. 6. De schoolgeldplichtigen zijn verplicht op aanvraag van den Controleur der gemeentebelastingen binnen 20 dagen aan dezen ter inzage over te leggen hun aanslag biljet (of duplicaat daarvan) in de belasting. Indien aan de aanvraag binnen dien tijd niet wordt voldaan, wordt de aanslag naar het hoogste schoolgeld opgelegd. Art. 7. Waar in deze verordening gesproken wordt van I. „aanslag in de belasting" is daaronder te verstaan de laatst vastgestelde aanslag in de plaatselijke belas ting naar het inkomen, of, indien zoodanige belasting in de gemeente waar de schoolgeldplichtige hoofdver blijf heeft niet geheven wordt, in de Rijksinkomsten belasting, of, indien nimmer een aanslag is opgelegd, de schatting van het inkomen door Burgemeester en Wethouders. II. „jaar" is daaronder te verstaan het leerjaar. Art. 8. Het schoolgeld is verschuldigd voor de leerlingen, die tot de schoolbevolking behooren. Voor hen, dieniet het geheele jaar daartoe behooren, wordt het schoolgeld per maand berekend, waarbij gedeelten van kalendermaanden voor geheele worden geteld en per maand het 1/12 gedeelte van het over een vol jaar berekende schoolgeld verschuldigd is. bezoekt, wordt het schoolgeld voor den tweeden leer ling met twintig, den derden met veertig, den vierden met zestig en den vijfden met tachtig ten honderd ver minderd en is voor de volgende leerlingen geen school geld verschuldigd. De volgorde der vermindering in het eerste lid be doeld, geschiedt volgens den leeftijd der leerlingen, met dien verstande, dat de oudste leerling als de eerste wordt beschouwd. Is het schoolgeld niet voor alle leerlingen gelijk, dan wordt de leerling, voor wien het hoogste schoolgeld verschuldigd is. als de eerste beschouwd en heeft de vermindering plaats in volgorde van de hoegrootheid van het schoolgeld. Art. 4. Overeenkomstige rijks- en bijzondere inrichtingen worden te dezen met gemeentelijke gelijkgesteld, in dien de beheerders of besturen van die inrichtingen ten genoegen van Burgemeester en Wethouders de ver plichting hebben aanvaard om naar denzelfden maatstaf als in artikel 3 is vermeld, vermindering toe te staan en bij die vermindering rekening te houden met leer lingen in de gemeente schoolgaande op andere rijks-, gemeentelijke- of bijzondere inrichtingen als boven bedoeld. Art. 5. De schoolgeldplichtigen zijn gehouden op aanvraag van den Controleur der gemeentebelastingen binnen 20 dagen na dagteekening van het daartoe gedaan ver zoek, aan dezen ter inzage over te leggen hun aanslag biljet (of duplicaat daarvan) in de Rijksinkomsten- en Gemeentefondsbelasting. Indien aan de aanvraag bin nen dien tijd niet wordt voldaan, kan de aanslag naar het hoogste schoolgeld worden opgelegd. Art. 6. Onder inkomen bedoeld in art. 2 wordt verstaan de belastbare som, bedoeld in artikel 37 der Wet op de Inkomstenbelasting 1914 afgeleid van het zuiver in komen der ouders of bij hunne ontstentenis van dat der leerlingen. Tot grondslag voor de berekening van het inkomen in het eerste lid bedoeld, wordt de aanslag in de be lasting genomen over het belastingjaar, aanvangende met het leerjaar of, indien het leerjaar later dan 1 Mei begint, het belastingjaar aanvangende met 1 Mei voor afgaande aan het leerjaar. Indien de aanslag in de belasting in het tweede lid bedoeld, nog niet is opgelegd tijdens de vaststelling van het schoolgeldkohier, wordt de laatst vastgestelde aanslag in de belasting tot grondslag genomen. Is nimmer een aanslag opgelegd, dan wordt het inkomen door den Controleur der gemeentebelastingen geschat. Onder inkomen, bedoeld in art. 2, wordt begrepen het zuiver inkomen der minderjarige kinderen, voor zoover dezen over het betrokken belastingjaar zijn aan geslagen in de Rijksinkomstenbelasting. Art. 7. Het schoolgeld is verschuldigd voor de leerlingen, die bij den aanvang van het leerjaar tot de schoolbe volking behooren. Voor hen, die niet het geheele leerjaar daartoe be hooren, wordt het schoolgeld per maand berekend, waarbij gedeelten van kalendermaanden voor geheele worden geteld en per maand het l/12 gedeelte van het over een vol jaar berekende schoolgeld verschuldigd is.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1934 | | pagina 502