Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1934.
Art. 6.
Het schoolgeld is verschuldigd voor de leerlingen, die
tot de schoolbevolking behooren.
Voor hen, die niet het geheele jaar daartoe behooren,
wordt het schoolgeld per maand berekend, waarbij ge
deelten van kalendermaanden voor geheele worden ge
teld en per maand het 1/0 gedeelte van het over een
vol jaar berekende schoolgeld verschuldigd is.
Art. 7.
Het schoolgeld is verschuldigd door de ouders, of,
zoo de leerlingen niet bij de ouders inwonen, door de
verzorgers bij wie zij inwonen.
Art. 8.
Wegens het niet bezoeken van de school tengevolge
van ziekte gedurende meer dan 30 achtereenvolgende
dagen in een jaar wordt op binnen een maand na afloop
van het jaar aan Burgemeester en Wethouders in te
dienen aanvrage ontheffing verleend.
Deze ontheffing bedraagt voor ieder vol tijdvak van
30 dagen t/9 gedeelte van het over een vol jaar ver
schuldigde schoolgeld.
Art. 9.
Herziening van den aanslag wegens schoolgeld heeft
plaats indien de tot grondslag gestrekt hebbende aan
slag in de belasting
a. bij navordering is verhoogd
b. bij onherroepelijk geworden uitspraak op reclame
is verlaagd.
In het geval sub a is artikel 4 van toepassing.
Indien de aanslag in de belasting niet door eigen
administratie wordt geregeld, moet in het geval sub b
binnen 2 maanden na dagteekening der uitspraak en
onder overlegging daarvan aanvraag aan Burgemeester
en Wethouders worden gedaan.
slag in de belasting tot grondslag genomen.
Is nimmer een aanslag opgelegd, dan wordt het in
komen door den Controleur der gemeentebelastingen
geschat.
Onder inkomen, bedoeld in art. 2, wordt begrepen
het zuiver inkomen der minderjarige kinderen, voor
zoover dezen over het betrokken belastingjaar zijn aan
geslagen in de Rijksinkomstenbelasting.
Art. 7.
Het schoolgeld is verschuldigd voor de leerlingen
die bij den aanvang van het leerjaar tot de school
bevolking behooren.
Voor hen, die niet het geheele leerjaar daartoe be
hooren, wordt het schoolgeld per maand berekend,
waarbij gedeelten van kalendermaanden voor geheele
worden geteld en per maand het t/g gedeelte van het
over een vol leerjaar berekende schoolgeld verschul
digd is.
Art. 8.
Het schoolgeld is verschuldigd door de ouders der
leerlingen of bij ontstentenis van beide ouders, door de
voogden of verzorgers.
Art. 9.
Indien een leerling door ziekte gedurende tenminste
30 achtereenvolgende dagen in een leerjaar de school
niet heeft kunnen bezoeken, wordt op binnen een maand
na afloop van het leerjaar aan den Controleur der ge
meentebelastingen in te dienen aanvraag, voor dien
leerling ontheffing of teruggaaf van schoolgeld verleend.
Deze ontheffing bedraagt voor ieder vol tijdvak van
30 dagen i/a gedeelte van het voor den betrokken leer
ling over een vol leerjaar verschuldigde schoolgeld.
Art. 10.
Indien blijkt, dat de tot grondslag gestrekt hebbende
aanslag in de belasting bij navordering is verhoogd,
dat een aanslag ten onrechte is achterwege gebleven
of door een beslissing van den Controleur der gemeente
belastingen ten onrechte is verlaagd of vernietigd, of
dat een te lage aanslag is opgelegd, wordt het te weinig
geheven schoolgeld van den schoolgeldplichtige of zijn
erfgenamen of rechtverkrijgenden nagevorderd, zoolang
niet sedert den aanvang van het betrokken leerjaar drie
jaren zijn verstreken.
Art. 11.
Ontheffing of teruggaaf van schoolgeld wordt door
den Controleur der gemeentebelastingen verleend, in
dien de tot grondslag gestrekt hebbende aanslag in de
belasting bij onherroepelijk geworden uitspraak op een
ingediend bezwaarschrift is verlaagd, mits binnen twee
maanden na dagteekening der uitspraak en onder over
legging daarvan aanvraag aan den Controleur voor
noemd wordt gedaan.
Art. 12.
Voor de toepassing van de artikelen 297, 299 en 300
der Gemeentewet, treedt ten aanzien van deze ver
ordening in de plaats van den Raad, Burgemeester en
Wethouders of van den Burgemeester, de Controleur
der gemeentebelastingen of zijn plaatsvervanger.
Art. 13.
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn
getreden op 1 Januari 1935.
Alsdan vervalt de verordening tot heffing van school
geld voor het onderwijs aan de lagere avondhandels
school (gemeenteblad 1925 no. 29), zooals die opnieuw
gewijzigd is vastgesteld (gemeenteblad 1926 no. 4),
behalve voorzooveel betreft de aan het leerjaar 1934/35
voorafgaande leerjaren.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1934. Bijlage no. 115.
ONTWERP F.
BESTAANDE REDACTIE.
Art. 1.
De directeur der school legt bij den aanvang van het
jaar eene lijst aan van de leerlingen, die alsdan tot de
bevolking der school behooren, ingericht overeenkom
stig het door Burgemeester en Wethouders vast te
stellen model.
In die lijst worden de in den loop van het jaar plaats
hebbende veranderingen in de schoolbevolking dadelijk
en nauwkeurig aangeteekend.
Onder „jaar" wordt in deze verordening verstaan
hetzelfde tijdvak als daarvoor in de heffingsverordening
is bepaald.
Art. 2.
Binnen 10 dagen na den aanvang van het jaar wordt
door den directeur der school een door hem voor deug
delijk verklaard afschrift van de in het eerste lid van
het vorig artikel bedoelde lijst aan Burgemeester en
Wethouders gezonden.
Een uittreksel uit de lijst van het loopende jaar, wat
de veranderingen in de schoolbevolking betreft, wordt
vervolgens door hem vóór den 5en van iedere maand
aan Burgemeester en Wethouders ingediend.
Hebben in den loop eener maand geene verande
ringen plaats gehad, dan wordt het uittreksel vervangen
door een negatief bericht.
Art. 3.
Burgemeester en Wethouders maken uit de volgens
het vorig artikel ontvangen opgaven zoo spoedig mo
gelijk schoolgeldlijsten op en verklaren deze executoir.
Ter invordering van de daarin uitgetrokken bedragen
zenden zij deze aan den gemeente-ontvanger.
Art. 4.
Na ontvangst van een schoolgeldlijst zendt de ge
meente-ontvanger binnen 14 dagen een gedagteekend
aanslagbiljet, waarvan het model door Burgemeester en
Wethouders wordt vastgesteld, aan de daarop voor
komende schoolgeldplichtigen.
Art. 5.
De schoolgelden zijn invorderbaar in zoovele ter
mijnen als er na de maand, waarin een schoolgeldlijst
aan den gemeente-ontvanger is toegezonden, nog maan
den van het jaar overblijven.
De eerste termijn vervalt den laatsten dag van de
maand, volgende op die, waarin de toezending heeft
plaats gehad en zoo vervolgens den laatsten dag van
iedere opvolgende maand één termijn.
De schoolgelden, uitgetrokken op de schoolgeldlijsten
die in de laatste maand van het jaar of later aan den
gemeente-ontvanger worden toegezonden, zijn één
maand daarna ineens invorderbaar.
Art. 6.
Bij nalatigheid in het tijdig aanzuiveren van vervallen
termijnen geschiedt de invordering der in artikel 5 be
doelde schoolgelden overeenkomstig de voorschriften
van de artikelen 258 tot en met 261 der Gemeentewet.
VERORDENING op de invordering van
schoolgeld voor het onderwijs aan de
lagere avondhandelsschool.
Artikel 1
De directeur der school legt bij den aanvang van het
leerjaar een lijst aan van de leerlingen, die alsdan tot
de schoolbevolking behooren, ingericht overeenkomstig
het door den Controleur der gemeentebelastingen vast
te stellen model.
In die lijst worden de in den loop van het leerjaar
plaats hebbende veranderingen in de schoolbevolking
dadelijk en nauwkeurig aangeteekend.
Onder „leerjaar" wordt in deze verordening verstaan
hetzelfde tijdvak als daarvoor in de heffingsverordening
is bepaald.
Art. 2.
Binnen 10 dagen na den aanvang van het leerjaar
wordt door den directeur der school een door hem voor
deugdelijk verklaard afschrift van de in het eerste lid
van het vorig artikel bedoelde lijst aan den Controleur
der gemeentebelastingen gezonden.
Een uittreksel uit de lijst van het loopende leerjaar,
wat de veranderingen in de schoolbevolking betreft,
wordt vervolgens door hem vóór den 5en van iedere
maand aan den Controleur der gemeentebelastingen
ingediend.
Hebben in den loop eener maand geen veranderingen
plaats gehad, dan wordt het uittreksel vervangen door
een negatief bericht.
Art. 3.
De Controleur der gemeentebelastingen maakt uit de
volgens het vorig artikel ontvangen opgaven zoo spoe
dig mogelijk schoolgeldkohieren op en zendt die, na
vaststelling, aan den Gemeente-ontvanger ter invorde
ring van de daarin uitgetrokken bedragen.
Art. 4.
Na ontvangst van een schoolgeldkohier zendt de
Gemeente-ontvanger binnen 14 dagen een gedagteekend
aanslagbiljet, waarvan het model door den Controleur
der gemeentebelastingen wordt vastgesteld, aan de
daarop voorkomende schoolgeldplichtigen.
Art. 5.
De schoolgelden zijn invorderbaar in zooveel ter
mijnen als er na de maand, waarin een schoolgeldkohier
aan den Gemeente-ontvanger is toegezonden, nog maan
den van het leerjaar overblijven.
De eerste termijn vervalt den laatsten dag van de
maand, volgende op die, waarin de toezending heeft
plaats gehad en zoo vervolgens den laatsten dag van
iedere opvolgende maand één termijn.
De schoolgelden, uitgetrokken op de schoolgeld
kohieren die in de laatste maand van het leerjaar of
later aan den Gemeente-ontvanger worden toegezon
den, zijn één maand daarna ineens invorderbaar.
Art. 6.
Bij nalatigheid in het tijdig aanzuiveren van vervallen
termijnen geschiedt de invordering der in artikel 5 be
doelde schoolgelden overeenkomstig de voorschriften
van de artikelen 291 tot en met 294 der Gemeentewet.
Art. 7.
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn
getreden op 1 Januari 1935.
Alsdan vervalt de verordening op de invordering
van schoolgeld voor het onderwijs aan de lagere avond
handelsschool (gemeenteblad 1925 no. 29), zooals die
opnieuw gewijzigd is vastgesteld (gemeenteblad 1926
no. 4), behalve voorzooveel betreft de aan het leerjaar
1934 35 voorafgaande leerjaren.