34 35 33 V. Meerdere leden kondigden bij de maatregelen tot bezuini ging voorstellen aan tot verlaging der salarissen en loonen van het gemeentepersoneelzulks mede naar aanleiding van het van den Minister van Binnenlandsche Zaken ontvangen schrijven. Bijlage tor het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden,1935» BIJLAGE NO.19. ad 6^. Wij meénen,dat de regeling op dit punt wat betreft de salarissen van den Burgemeester,den Secretaris en den Ontvanger gevoegelijk aan de Gedeputeerde Staten kan worden overgelaten,die Uwen Raad eenigen tijd gefcden reeds naar zijn oordeel te dier zake hebben gevraagd. Wat de wethoudersjaar wedden betreft zij verwezen naar den tot den Raad gerichten brief van den Burgemeester,afgedrukt als bijlage no.2 van 1935* ad_7^L Men zie onze desbetreffende opmerking bij punt 28. ad 8üm. Alsvoren. ad 9-m. Zie punt 116. ad ÏOW11. De kosten voor schoolreisjes zijn begroot op f 735 .absoluut noodzakelijk is deze uitgave natuurlijk niet,doch wij hebben,waar het hier bovendien een betrekkelijk gering bedrag betreftdezen posr gehandhaafd,omdat schoolreisjes voor de kinderen een groot genoegen vormen en daarenboven hun gezichtskring verruimen,waarvan bij de lessen later een nuttig gebruik wordt gemaakt. ad_119£L De voor het vervolgonderwijs ingestelde cursussen werden op 15 September j.l.door 70 leerlingen bezocht,t.w. 52 jongens en 18 meisjes. Wij herinneren er hierbij aan,dat Uwe Vergadering in 1928 heeft besloten het in 1924 genomen besluit om dit onderwijs niet meer aan meisjes te verstrekken, ongedaan te maken. Dit is gebeurd,omdat het onderwijs voor de meisjes aan de industrie- en huishoudschool uit den aard der zaak voor een zeer belangrijk deel moet worden gewijd aan huishoudelijke vakhen,zoodat het onderricht in de vakken ;oor algemeene ontwikkeling op die school niet tot die ontplooiing komt,als het geval is op een cursus voor vervolgonderwijs waar uitsluitend schoolvakken worden onderwezen. Waar dus de ge legenheid voor het ontvangen van meer algemeen vormend onder wijs voor meisjes minder gunstig was dan vroeger (1924),werd daarin opnieuw voorzien (1928). Aan de ouders blijft uiteraard de beoordeeling of de kinderen den cursus op de industrie- en huishoudschool,dan wel den cursus voor vervolgonderwijs zullen volgen. Het betreft hier kinderen,zoowel jongens als meisjes,die geen verder onderwijs na het verlaten der gewone lagere scho len zoeken en het is op dezen grond, dat t?ij op instandhouding van deze cursussen blijven aandringen. De gemeentelijke cursus voor meisjes op de Industrie- en Huishoudschool telde op 15 September j.l. 161 leerlingen. Hij werd in 1924 ingesteld als gevolg van de opheffing van den cursus voor vervolgonderwijs voor meisjes. Wij gaven toen te kennen,dat aan opheffing van dit onderwijs,zonder meer,juist met het oog op het aancal deelneemsters (113 bij het begin en 86 bij het einde van dien cursus) naar onze meening niet mocht worden gedacht. Op grond van het motief,dat deze leerlingen, in verband met de richting welke zij op hun verderen levensweg inslaan,meer gebaat zijn met het ontvangen van onderricht in school- en huishoudelijke vakken,dan uitsluitend in schoolvak ken, werd de cursus aan de industrie- en huishoudschool in het leven geroepen. Gelet op het groote aantal leerlingen en reke ning houdende -met de omstandigheid dat het hief in den regel eindonderwijs voor deze kinderen beteekent,achten wij ophef fing van dezen cursus zeer ongevenscht ad 12Hm. Zoolang er boventallige onderwijzers aan de openbare lagere scholen zijn verbonden,kan deze post niet verdwijnen. 'Waar evenwel dit aantal thans zeer klein is (twee aan de 7e en 8e leerjaarscholen)zal de uitkeering aan de bijzondere scholen in het vervolg een gering bedrag blijken te zijn en dit te eerder,nu,op ons verzoek,reeds verschillende dezer scholen,in navolging van de gemeente,tot afschaffing van deze leerkrachten hebben besloten. Bijlage tot her verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden,1935* BIJLAGE N0.19* Resumeerende zij medegedeeld,dat wij ook na hernieuwde overweging van de hier voorgestelde maatregelen tot de con clusie zijn gekomen,dat de door ons in de ontwerp-begrooting gevolgde gedragslijn de voorkeur verdient boven hetgeen in het sectierapport w.ordt aanbevolen,zulks met het oog op de groote bezwaren,welke daartegen,zoo financieel als anderszins, rijzen. 32 V. Een der leden hier aan het woord,sprak er nog eens in het bijzonder zijn verbazing over uit,dat er feitelijk geen nieuwe bezuinigingen zijn aangebrachthetgeen z.i.een eerste plicht van het College ware geweest. Deze plicht is verwaar loosd en Burgemeester en ethouders hebben alleen gedacht aan middelen tot dekking. A. Wij ontkennenden plicht tot bezuiniging te hebben ver waarloosd,en wijzen er nogmaals op,dat het gemeentebestuur evenzeer den plicht heeft om ook,of juist,in deze tijden naast de zuiver geldelijke belangen de algemeene cultuur goederen der gemeenschap te blijven verzorgen en te bescher men. De ontwerp-begrooting voor 1935 nu is het resultaat van het afwegen dier soms tegenstrijdige belangen tegen elkaar,natuurlijk overeenkomstig het gewichthetwelk ons College aan elk hunner meent te moeten toekennen. Salarisverlaging. Eenige leden keurden het af,dat Burgemeester en Wethou ders bij de behandeling van dezen brief den Raad niet hebben ingelicht omtrent het ongunstig beeld der begrooting. Eenige der bovengenoemde leden zouden gaarne vernemen, welk resultaat de besprekingen hebben gehad,welke Burgemees ter en Wethouders over de onlangs in den Raad behandelden brief van den Minister van Binnenlandsche Zaken,ter uitvoe ring van het daarover gevallen Raadsbesluithebben gevoerd. A, Met betrekking tot de uitvoering van het hier bedoelde Raadsbesluit bestaat blijkbaar een misverstand,dat ophelde ring behoeft. In de vergadering van 11 December 1934 is een voorstel-Buisman-Terpstra,er toe strekkende,dat Burgemeester en Wethouders met den Minister in overleg zouden treden omtrent regeling van de gerezen salariskwestie,verworpen. Mitsdien heeft ons College tot het plegen van overleg geen vrijheid gekregen; van het voeren van besprekingen ten einde te dezer zake tot een resultaat te komen,kon dus geen sprake zijn. Dit blijkt duidelijk uit de aanneming van een ander voorstel,dat van den heer Wiersma,hetwelk zich bepaalt tot een verzoek aan ons College om zich tot den Minister te v/enden "tot nadere informatien"waarmede het plegen van overleg,d.w.z.het voeren van besprekingen, niet bedoeld kan zijn. Wij hebben gemeend,waar de opvattingen in den Raad zoo sterk tegenover elkaar stonden,ons in dezen strikt aan de voorden van het door den Raad ten slotte aangenomen voorstel te moeten houden en hebben,zoodoende,op 15..December j.l.aan den Minister de gewenschte nadere informatien ge vraagd bij den briefwaarvan een afschrift hierbij wordt overgelegd. Antwoord op dezen brief is tot nog toe niet ingekomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1935 | | pagina 200