Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1935.
HOOFDSTUK V.
Overgangsbepalingen.
Art. 32.
De leerlingen van het tegenwoordig gymnasium
kunnen op het met 1 Januari 1879 op te richten gym
nasium worden toegelaten in die klasse, waarin zij vol
gens hunne bekwaamheid naar het oordeel van Cura
toren, de leeraren gehoord, behooren.
Art. 33.
Het onderwijs in de klassen van het gymnasium,
voorafgaande aan die klasse welke op 1 September 1877
naar het nieuwe leerplan is ingesteld, wordt door Cura
toren en den Rector zóó geregeld, als voor de verdere
studie van die leerlingen aan de universiteit het meest
gewenscht is in overeenstemming met de daaromtrent
bestaande wettelijke bepalingen.
Art. 34.
Dit reglement treedt in werking 1 Januari 1879.
mededeelingen en voorstellen, welke zij in haar belang
noodzakelijk achten.
Art. 29.
Curatoren doen, na den Rector gehoord te hebben,
aan Burgemeester en Wethouders de noodige voorstel
len omtrent benoeming of ontslag van bedienden aan
het gymnasium.
Art. 30.
Curatoren ontvangen jaarlijks uit de gemeentekas
een telkens bij de begrooting vast te stellen som ter
bestrijding van hunne uitgaven.
Het benoodigde bedrag wordt op de begrooting
gebracht en in de rekening geleden zonder nadere
verantwoording.
Art. 31.
Curatoren zenden jaarlijks vóór 1 Juli de van den
Rector ontvangen begrooting, bedoeld in artikel 16, met
de opmerkingen of voorstellen, welke zij noodig achten
daaraan te verbinden, aan Burgemeester en Wet
houders.
Art. 32.
Curatoren stellen den Inspecteur van het gymnasiaal
en het middelbaar onderwijs telkens in kennis van be
langrijke veranderingen, welke in het gymnasium heb
ben plaats gehad.
Art. 33.
Curatoren stellen voor hunne vergaderingen een
reglement vast, dat in afschrift aan Burgemeester en
Wethouders wordt medegedeeld.
164
l65
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden,1935. BIJLAGE NO.83.
BIJLAGE NO.83.
Aan den Gemeenteraad.
Nadat ons voorstel van 20 December 1934
(bijlage no.173 van dat jaar) in zake de inrichting van het
voormalige politiebureau aan het Hofplein voor den dienst
der gemeentesecretarie en tot verandering van indeeling
der benedenverdieping van het Stadhuis,zoomede van de per-
ceelen StJacobsstraat no.35 en Raadhuisplein no.30,in'Uwe
vergadering van 11 Februari 1935 was verworpen,is een voor
stel van Uwe medeleden,de heeren B.MOLENAAR en VAN DER
MEULEN aangenomen,waarbij ons College wordt uitgenoodigd
om de verbetering van het Stadhuis voor te bereiden aan de
hand van een algemeen plan van bebouwing van het
Gouverneursplein c.a. In verband daarmede zijn toen de
desbetreffende volgnummers der begrootingen van het bedrijf
der Gemeentewerken en van de gemeente geschrapt.
Bij het overwegen van de wijzewaarop wij aan de gemelde
uitnoodiging gevolg zouden geven,is gebleken,dat het maken
van een bepaald en tot in bijzonderheden uitgewerkt plan
zonder omvangrijken voorbereidenden arbeid en zender het
doen van groote uitgaven (te schatten op minstens f.9000.-)
niet mogelijk is. Mede omdat hiervoor geen gelden beschik
baar zijn,hebDen wij derhalve gemeend te moeten volstaan
met na te gaan,in hoeverre de grond,thans ingenomen door
het vroegere politiebureau,het oude gebouw van Gemeente
werken en het pand waarin eertijds de muziekschool was
gevestigd,voor het beoogde doel geschikt is en voorts
welke kosten,globaal berekend,met de bebouwing van die
terreinen gemoeid zullen zijn. Te dien einde heeft de
Directeur der Gemeentewerken schetsteekeningen eener
nieuwe bebouwing gemaakt en daaraan een globale raming
van kosten toegevoegd. Zijn desbetreffend rapport leggen
wij hiernevens te Uwer kennisneming over. Er zij uitdruk
kelijk op gewezen,dat de bedoelde schetsen geenszins als
een "plan" voor een stadhuisvleugel zijn te beschouwen,
noch wat indeeling,noch wat architectuur betreft,doch
slechts dienen om bij de principiëele beoordeeling en
beslissing in dezen de gedachten beter te kunnen bepalen.
Zou de beschikbare ruimte den bouw van een nieuwen
stadhuisvleugel c.a. we1 toelaten,de beschikbare geld
middelen vormen in de tegenwoordige omstandigheden daar
tegen een onoverkomelijk bezwaar. De bouw toch wordt
glcbaal geraamd op f.425.000.-,waarDij nog ongeveer
f.60.000.- zou komen wanneer in het bouwplan een toren
werd opgenomen. Doch ook wanneer men de kosten eens niet
hooger dan eerstgenoemd bedrag zou behoeven te stellen,
jazelfs al zouden zij iets lager blijken te kunnen zijn,
dan nog is het duidelijk,dat reeds om financieele redenen
een dergelijk plan niet tot uitvoering kan komen,thans niet,
maar ook in de eerstvolgende jaren niet. Men moge dit
betreuren,het feit ligt er toe.
Wij kunnen dan cok geen vrijheid vinden den bouw van een
nieuwen stadhuisvleugel te bevorderen. Het onderzoek,naar
aanleiding van het voorstel MOLENAAR - VAN DER MEULEN
ingesteld,heeft ons eens te meer doen zien,dat de U
laatstelijk voorgelegde plannen in de gegeven omstandig
heden de voorkeur verdienen.