197
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1935. Bïjld.QC: TIO102.
neming van de lessen tijdelijk aan iemand buiten de
docenten opdragen. In spoedeischende gevallen kan
deze opdracht door de directrice in overleg met Bur
gemeester en Wethouders geschieden, onder verdere
goedkeuring van den Gemeenteraad.
Art. 13.
De directrice zorgt voor de nauwkeurige uitvoering
van art. 1 der verordening op de invordering van de
schoolgelden.
Art. 14.
Art. 10, 2e lid.
Voor het geven van privaat-lessen aan leerlingen der
school behoeven de docenten de toestemming van de
commissie van toezicht.
De docenten geven geen les aan andere instellingen
van onderwijs zonder toestemming van Burgemeester en
Wethouders, tenzij hunne aanstelling de toestemming
daartoe mocht bevatten. Over de aanvrage wordt de
commissie van toezicht gehoord.
Art. 15.
De docenten verstrekken aan de directrice een op
gave van de namen dergenen, aan wie zij privaatlessen
geven, zoomede van het getal uren, daaraan door hen
besteed. Van iedere wijziging hierin geven zij de direc
trice kennis.
Burgemeester en Wethouders kunnen, de directrice
en de commissie van toezicht gehoord, aan een docent
verbieden privaatlessen te geven, zoo dikwijls zij dat in
het belang van de school noodig achten.
De docenten mogen geen privaatlessen geven aan
leerlingen der school, tenzij, in bijzondere gevallen, met
toestemming van de commissie van toezicht.
Met privaat-onderwijs wordt gelijk gesteld het werken
van leerlingen onder toezicht en ten huize van docenten,
bij wie zij niet inwonen.
Art. 16.
Art. 113e lid.
Van dit toelatingsexamen kan de candidaat-leerling
geheel of gedeeltelijk door de directrice, na overleg met
de betrokken docenten, onder goedkeuring van Burge
meester en Wethouders worden vrijgesteld, indien zij
a. of eene lagere school in den zin van de Lager
Onderwijswet 1920 heeft doorloopen
b. of bij bijzondere begaafdheid het onderwijs aan
eene lagere school tot en met tenminste het zesde leer
jaar heeft gevolgd
en eene verklaring van het hoofd der laatstelijk door
haar bezochte school overlegt, die positieve aanwijzin
gen bevat omtrent haar geschiktheid voor het met vrucht
volgen van het onderwijs, haar bekwaamheid en ijver.
Door de directrice worden, voor zooveel noodig, nog
nadere inlichtingen ingewonnen bij het betrokken hoofd
der lagere school
c. of blijkens een door haar over te leggen schrif
telijk bewijs, met voldoenden uitslag heeft afgelegd het
examen tot toelating aan een hoogere burgerschool,
gymnasium of lyceum.
In den regel worden geen leerlingen op de school
toegelaten dan die den leeftijd van 12 jaren hebben
bereikt.
Iemand kan slechts als leerlinge tot de school worden
toegelaten, nadat zij met gunstig gevolg het toelatings
examen heeft afgelegd.
Het examen voor de toelating tot de eerste klasse
betreft het lezen, het schrijven en de eerste beginselen
van de rekenkunde, aardrijkskunde, vaderlandsche ge
schiedenis en Nederlandsche taal.
Van het toelatingsexamen kan de candidaat-leerlinge,
met uitzondering van het vak Nederlandsche taal, ge
heel of gedeeltelijk door de directrice, na overleg met
de betrokken docenten, onder goedkeuring van Burge
meester en Wethouders worden vrijgesteld, indien zij
a. of een lagere school in den zin van de Lager
Onderwijswet 1920 heeft doorloopen;
b. of, bij bijzondere begaafdheid, het onderwijs aan
een lagere school tot en met ten minste het zesde leer
jaar heeft gevolgd;
en in beide gevallen een verklaring van het hoofd der
laatstelijk door haar bezochte school overlegt, positieve
aanwijzingen bevattende omtrent haar geschiktheid voor
het met vrucht volgen van het onderwijs, haar be
kwaamheid en haar ijver. Voor zooveel noodig, wint de
directrice nog nadere inlichtingen bij het betrokken
hoofd der lagere school in;
c. of, blijkens een door haar over te leggen schrif
telijk bewijs, met voldoenden uitslag heeft afgelegd het
examen tot toelating tot een hoogere burgerschool,
gymnasium of lyceum.
Art. 17.
Het onderzoek naar de bekwaamheid geschiedt in den
198
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1935. BijlsOC VLO. 102
Art. 14.
Jaarlijks worden aan het einde van den cursus de
leerlingen, die daartoe bekwaam worden geoordeeld,
tot eene hoogere klasse bevorderd.
Aan de leerlingen der tweede klasse wordt bij bevor
dering medegedeeld of zij afdeeling A of B of beide
naar keuze zullen mogen volgen.
Aan de leerlingen van klasse 5B, die na afloop van
den cursus voldoende bekwaam worden geoordeeld,
wordt een diploma uitgereikt.
Een en ander geschiedt door de commissie van toe
zicht op voorstel van de directrice en de docenten. Zoo
de commissie zich met het voorstel niet kan vereenigen,
beslissen Burgemeester en Wethouders in hoogsten
aanleg.
regel in de maand Juli door de directrice, bijgestaan door
andere docenten en ten overstaan van een lid der com
missie van toezicht, die tevens lid der commissie van
examen is en als voorzitter daarvan fungeert. Dit onder
zoek kan door de overige leden van de commissie worden
bijgewoond.
Leerlingen worden in den regel alleen aangenomen,
na voorafgaande aanvrage bij de directrice, vóór het
begin van den cursus.
Een toelating tusschentijds kan, in bijzondere gevallen,
door Burgemeester en Wethouders worden vergund met
inachtneming van het bepaalde in de vierde alinea van
art. 16.
Leerlingen van andere scholen van middelbaar onder
wijs worden, bij tusschentijdsche toelating, zonder nader
onderzoek geplaatst in die klasse, waarin zij op de
school, vanwaar zij komen, geplaatst waren.
De verdere vereischten van toelating worden bij huis
houdelijk reglement, door Burgemeester en Wethouders
in overleg met de commissie van toezicht op te maken,
vastgesteld.
Art. 18.
Bij de toelating schrijft de directrice in een daartoe
bestemd register de namen en voornamen der leerlingen,
de dagteekening van hare geboorte, de dagteekening
van de intrede op de school en de namen en woon
plaatsen dergenen, welke haar op school zenden.
Bij het verlaten der school wordt de dagteekening
daarvan in het register aangeteekend.
Art. 19.
Wanneer leerlingen niet ter school komen en ouders
of voogden hiervan geen bericht hebben gegeven aan
de directrice, brengt deze dit zoo spoedig mogelijk te
hunner kennis.
Art. 20.
Jaarlijks worden aan het einde van den cursus de
leerlingen, die daartoe bekwaam worden geoordeeld,
tot een hoogere klasse bevorderd.
Aan de leerlingen der tweede klasse wordt bij bevor
dering medegedeeld of zij afdeeling A of B of beide
naar keuze zullen mogen volgen.
Een en ander geschiedt door de commissie van toe
zicht op voorstel van de directrice en de docenten. Zoo
de commissie zich met het voorstel niet kan vereenigen,
beslissen Burgemeester en Wethouders in hoogsten
aanleg.
Art. 21.
Leerlingen kunnen in het belang van de orde door de
directrice tijdelijk, maar niet langer dan voor drie dagen,
van de school worden verwijderd.
Wegzending voor langeren tijd of voor altijd ge
schiedt op advies van de commissie van toezicht en na
bekomen machtiging van Burgemeester en Wethouders.
Van elke wegzending wordt terstond met opgave van
redenen, kennis gegeven aan de ouders of voogden dei-
betrokken leerlingen.
Verzonden 16 Juli 1935.