Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1935. BIJLAGE NO. llqO. van de vraag, of aan een straat gebouwd werd, op gelet is, waar het gebouw zijn hoofdingang had, kan hieraan niet af doen, omdat juist in quaesties als deze, waarbij de feitelijke en plaatselijke omstandigheden zulk een belangrijke rol spelen, ieder geval op zichzelf moet worden bezien en beoordeeld. Dat voorts de melkinrichting "bij het al of niet bestaan van de verlengde Harlingerstraat niet het minste belang heeft", gelijk in het beroepschrift wordt medegedeeld, moge het inzicht van appellante zijn, daartegenover worde gesteld, dat hier een rooilijn is vastgesteld, waarmede ook appellante rekening heeft te houden, jazelfs dat het al of niet bestaan van een openbare straat langs den Noordkant van haar perceel voor ap pellante dermate van belang is, dat op grond van artikel 2 der Bouwverordening de mogelijkheid om ter plaatse te bouwen daar van afhangt. In het beroepschrift worden verder nog enkele beschouwingen gewijd aan besprekingen, welke in 1931 en 1932 tusschen de directie van de "Lijempf" en vertegenwoordigers van het Gemeen tebestuur zijn gehouden en waarbij dezerzijds ontkennend zou zijn geantwoord op een vraag, welke door den directeur der "Lijempf" zou zijn gesteld, n.l. of de handhaving van de door trekking van de Harlingerstraat impliceerde, dat die vennoot schap daadwerkelijk aan die verlenging zou hebben mede te werken. Appellante doet het voorkomen, of de toen bereikte overeenstemming in zake Tramstraat, Westerparkstraat en Har lingerstraat (welke verder hier niet ter zake doet) van die beweerde negatieve beantwoording afhankelijk is geweest. Aangezien deze quaestie voor het onderhavige beroep van geen belang is, volstaan wij mot dit ook te dezer plaatse uitdruk kelijk te ontkennen, evenals wij ontkennen, dat een dergelijke vraag, althans in dien vorm en anders dan misschon torloops of in ander verband, is gesteld en dat van onzen kant het beweer de ontkennende antwoord gegeven is. Eenig argument tot staving van hare bewering voert appellante niet aan, kan zij trouwens ook niet aanvoeren. Voor het overige zij verwezen naar den in afschrift hierbij overgelegden brief, dien wij over dit punt tot haren directeur hebben gericht en waaruit voldoende blijkt, dat een toezegging, als waarop zij zich beroept, nim mer kan zijn gegeven. Op grond van het vorenstaande zijn wij van meening, dat de gevraagde bouwvergunning terecht is geweigerd, weshalve wij Uwe Vergadering in overweging geven het tegen ons besluit van 15 Augustus 1935 no« 2706/837 door appellante Ingestelde beroep ongegrond te verklaren en op het door haar gedane ver zoek mitsdien afwijzend te beschikken. Leeuwarden, 3 October 1935* Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.M. VAN BEIJMA, Burgemeester. E. SCHOTMAN Secretaris. Verzonden iq October 1935 236 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1935» BIJLAGE NO. llql. BIJLAGE NO. llql. Aan den Gemeenteraad. Van P. FERWERDA, alhier, ontvingen wij een verklaring, dat hij bereid is aan de gemeente te verkoopen een strook grond en water, ter grootte van ongeveer 10 M2., behoorende bij zijn perceel Lekkumerweg no. 6. De eigendom van deze strook terrein is voor de gemeente gewenscht in verband met den trottoiraanleg ter plaatse; de gestelde voorwaarden leveren geen bezwaar op. Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten: I. bot aankoop, van P. FERWERDA, alhier, tegen den prijs van f. 1.- van de op de bijbehoorende teekening met roode kleur aangeduide strook grond en water, ter grootte van onge veer 10 centiare, gelegen aan den Lekkumerweg, uitmakende een Westelijk gedeelte van het perceel Lekkumerweg no. 6, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden,Sectie F no. 2iq5U> onder de volgende voorwaarden: 1. de kosten, op den verkoop vallende, zijn voor rekening van de gemeente; 2. de sloot langs den Lekkumerweg wordt doorben voor rekening van de gemeente gedempt, zoodra tot de uitvoering van de verbetering van den Lekkumerweg ter plaatse wordt overgegaan; 3. het bestaande hekje wordt alsdan door en voor rekening van de gemeente naar de nieuwe eigendorasgrens verplaatst ter wijl op kosten van de gemeente, ter plaatse van de te dempen sloot, op de nieuwe eigendomsgrens een houten terreinafschei ding, overeenkomende met het vorenbedoelde hekje, wordt ge plaatst. Leeuwarden, 3 October 1935* Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, Bur geme e s t er Secretaris Verzonden, 8 October 1935*

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1935 | | pagina 359