jo6
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1935. BIJLAGE NO. 176.
BIJLAGE NO. 176.
Aan den Gemeenteraad.
In Uwe vergadering van 7 Mei j.l. werd op ons voorstel
(zie bijlage no. 75 van dit jaar) besloten over te gaan tot het
inrichten, voor zoover mogelijk bij wijze van werkverschaffing,-
van een luchtvaartterrein, bestemd voor binnenlandsche verkeers
vliegtuigen en particuliere vliegtuigen, op terreinen gelegen
aan het einde van het Keegsdijkje en werd ten behoeve van de uit
voering van dat werk, met inbegrip van de kosten van aankoop van
de benoodigde terreinen, een bedrag van f. 360.000,- beschikbaar
gesteld. Op de bij de stukken overgelegde teekeningen was het ge
deelte van het terrein, dat bestemd is voor het opstijgen en
dalen van vliegtuigen (het zoogenaamde landingsterrein), met een
blauwe omlijning aangeduid, terwijl het op die teekeningen rood
omlijnde gedeelte bestemd was voor eventueele uitbreidingen, te
zamen vormende het eigenlijke luchtvaartterrein. Het landings
terrein had een oppervlakte van ongeveer 600 x 675 Meter, het
luchtvaartterrein van ongeveer 800 x 850 Meter,
Overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid van artikel 21
der Luchtvaartwet hebben wij aan den Minister van Waterstaat de
bij het derde lid van artikel 19 dier wet geëischte goedkeuring
van het luchtvaartterrein aangevraagd, In verband hiermede is van
wege het Departement van Waterstaat, in tegenwoordigheid van den
chef van den vliegtechnischen dienst der Koninklijke Luchtvaart
Maatschappij, van het Bestuur der Friesche Luchtvaart Vereeniging
en van ons College een onderzoek ter plaatse ingesteld en hebben
wij met genoemde deskundigen nadere besprekingen betreffende het
gebruik en de grootte van het terrein gevoerd. Daarbij is ons in
overweging gegeven het terrein reeds dadelijk in orde te maken
op een grootte van ongeveer 800 x 800 Meter, zoodat het in zijn
geheel als landingsterrein gebruikt zou kunnen worden. Zoo moge
lijk zal echter voorloopig alleen het kleinere 2andingsterrein
worden gebruikt, waardoor het mogelijk is den overblijvenden
grond door verhuring productief te maken. Hierbij sluit goed aan
de technische kant van de zaak, aangezien het met het oog op de
drainage beter is het geheele terrein in orde te maken. Bovendien
wordt het voordeel verkregen dat alsdan het eigenlijke (kleinere)
landingsterrein kan worden gelegd waar dat uit een vliegtechnisch
oogpunt bezien, het beste zal blijken te zijn. Reeds thans is ge
bleken dat een eenigszins andere ligging beter is dan die, welke
oorspronkelijk is geprojecteerd. Opgemerkt wordt nog, dat de
grens van een vliegveld zoo min mogelijk uit gebroken lijnen en
liefst uit rechte lijnen moet bestaan. De Oostelijke perceelen
D 33 en 31+ zullen derhalve niet bij het terrein kunnen worden
getrokken.
In een brief van den Minister van Waterstaat aan zijn ambt
genoot van Sociale Zaken van 19 September j.l., no. !+71^ Lucht
vaartdienst, waarvan wij een afschrift ontvingen, wordt medege
deeld, dat blijkens een van wege eerstgenoemden Minister ingesteld
onderzoek de terreinen alhier geschikt zijn bevonden om tot lucht
vaartterrein te worden ingericht, waarbij er dan, gelijk uit den
brief blijkt, op gerekend wordt dat het luchtvaartterrein een
grootte van 800 x 800 Meter verkrijgt.
Op de definitieve goedkeuring van het terrein kan thans wel worden
gerekend. Deze kan echter ingevolge het bepaalde in het eerste
lid onder II van artikel 21 der Luchtvaartwet niet eerder worden
verleend dan nadat op de wijze als daarbij is bepaald gelegenheid
is gegeven bezwaren tegen de aanvraag in te dienen bij den Minister
van Waterstaat. Naar ons is medegedeeld zijn geen bezwaren ingekomen.
Nu reeds aanstonds een grooter veld dan oorspronkelijk in de
bedoeling lag, zal worden in orde gemaakt, is het noodig nog enkele
perceelen grond in het Noordoostelijk en Noordwestenjk gedeelte
van het terrein aan te koopen. De eigenaren van de perceelen
Sectie D nos. 26 en 27, onderscheidenlijk groot 92*50 Are en