Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1935» BIJLAGE NO. 198.
BIJLAGE NO. 198.
Aan den Gemeenteraad.
Krachtens artikel 101, le lid, der Lager Onderwijswet
1920 moet de gemeente over elk dienstjaar aan de besturen van
de in art. 97 dier wet bedoelde scholen de kosten van In
standhouding, met uitzondering van de jaarwedden en wedden
der onderwijzers, vergoeden.
Gevolg gevendeaan het bepaalde bij het eerste lid van
artikel 103» hebben de onderscheidene schoolbesturen verzoe
ken om toekenning der gemeentelijke instandhoudingsvergoeding
over 1932 ingediend voor de in het bij de stukken gevoegde
overzicht vermelde scholen.
Bovenbedoelde vergoeding wordt berekend over het gemiddeld
aantal leerlingen volgens den maatstaf van art. 28 en bedraagt
per leerling het gemiddelde bedrag per leerling van de kosten
over 1932 der overeenkomstige openbare lagere scholen in deze
gemeente en wordt bepaald na aftrek van de verschuldigde school
gelden, die hier echter voor alle scholen door de gemeente zijn
ge ïnd
De uitgaven voor het openbaar gewoon lager onderwijs be
droegen over 1932 f. 70.926.58, welk bedrag echter dient te
worden verminderd met een bedrag in totaal ad f. I4.372.3lj.,
wegens kosten van verlichting, verwarming en schoonhouden,
komende ten laste van het vervolgonderwijs, opbrengst van d«h
verkoop van werkstukken, gemaakt bij het handwerkonderwijs,
vergoeding voor vuur en licht voor het gebruik van schoollo
kalen voor particuliere lessen, zoodat het juiste kostenbedrag
van het gewoon lager onderwijs over 1932 bedroeg f. 66.55^4-»2L}..
De uitgaven van het openbaar uitgebreid lager onderwijs
beliepen in 1932 f» 9236.30, van welk bedrag dient te worden
afgetrokken een bedrag ad f. 2165,33, wegens opbrengst van
den verkoop van verkochte werkstukken, huur voor het gebruik
der school voor de Middelbare Avondhandelsschool en huur voor
het gebruik der school voor de Lagere Avondhandelsschool, zoo
dat het juiste kostenbedrag van het uitgebreid lager onderwijs
over 1932 bedroeg f. 7071,03.
Bij het vaststellen van het gemiddeld kostenbedrag per leerling
moet ook rekening worden gehouden met de administratiekosten
voor het openbaar onderwijs. Deze kosten zijn moeilijk uit de
gemeenterekening af te leiden, waarom een geschat bedrag van
f. O.5O per leerling zou kunnen worden genomen.
Het gemiddeld aantal leerlingen volgens den maatstaf van
artikel 28, 6e lid, bedroeg over 1932s
voor het gewoon lager onderwijs 3769^ (aantal leerlingen
op l6 Maart: 3803, op lo Juni: 3688, op l6 September: 3796 en
op l6 December 3790)
voor het uitgebreid lager onderwijs 3^J-9 (aantal leer
lingen op l6 Maart: 329, op l6 Juni: 32Ij-, op 16 September:
371 en op l6 December: 372)o
Het gemiddelde bedrag per leerling van de over 1932
gemaakte kosten voor Ca openbare lagere scholen bedroeg dus:
voor het gewoon lager onderwijs f. 66.55^*2)4- 3769*
f. 0.50 f. 18.16;
en voor het uitgebreid lager onderwijs f. 7071*03 1 3h-9
f. 0.50 f. 20.76,
Het bij de stukken overgelegde staatje geeft overzichte
lijk aan op welke wijze ons College is gekomen tot de bedragen,
wélke het U voorstelt aan de bijzondere schoolbesturen als
vergoeding ex art. 101, le lid, over het jaar 1932 toe te
kennen.