Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden,1936o BIJLAGE NO.17. MEMORIE VAN ANTWOORD. 2. Inderdaad is bij het indienen van de ontwerp-begrootingen de in art.238 der Gemeentewet genoemde termijn overschreden. Inachtneming van dien termijn is echter niet altijd mogelijk, wil men bij de ontwerp-begrootingen nog rekening houden met de gevolgen van nieuwe wettelijke maatregelen,welke dikwijls betrekkelijk laat bekend worden en die toch.de begrooting voor het komende jaar veelal aanzienlijk beïnvloeden. Intusschen is het ons stellig voornemen de begrootingen voor 1937 aanmerkelijk eerder in te dienen,dan in de laatste jaren is geschied. 3. Het verband tusschen de indiening van de ontwerp-begroo- ting en de toepassing van de wet op de Personeele Belasting is van geringe beteekenis. Ten eerste toch zou indiening met inachtneming van den termijn der Gemeentewet (1 September) op zichzelf niet altijd voldoende zijn,om tijdig een besluit krachtens de Wet op de Personeele belasting,hetwelk (behalve wat betreft wijziging der belastingbedragen) vóór 1 September genomen moet zijn,vast te stellen. En ten tweede is de be voegdheid van de gemeente op dit gebied zeer beperkt door de werking van de wet op het Werkloosheidssubsidiefonds. Immers is ingevolge art.5, le en 2e lid,juncto art.10, 3e lid,dier wet wijziging van het percentage,geheven van de huurwaarde, en van de belastingbedragen voor mobilair en dienstboden (2e en 3e grondslag) in 1933 en 1936 niet mogelijk. Gedurende die jaren wordt aan de gemeente uitgekeerd 20% van de zuivere opbrengst der hoofdsom volgens de geünifi ceerde grondslagen huurwaardemobilair en dienstboden. De gemeente is derhalve in het gebruik maken van art.31 duodecies, par. 1 en 2,niet meer vrij. Gewijzigde belastingbedragen bestaan hier reeds voor den 4en en 5en grondslag (paarden en motorrijtuigen)zoodat de ge meentelijke bevoegdheid zich alleen nog uitstrekt over deze twee grondslagen,voor zooveel verdere verhooging betreft,en de 6e en 7e grondslagen (pleiziervaartuigen en biljarts). Een besluit tot wijziging van belastingbedragen moet vóór 15 October zijn genomen. Uit het bovenstaande zal Uwen Raad duidelijk zijn,dat een eerdere indiening van de ontwerp-begrooting te dezen practisch van geen belang zou zijn geweest. 4. Als College van Burge eester en Wethouders,zooals dat na de benoeming van de wethouders door den Raad,is samengesteld, meenen wij ons te moeten onthouden van beschouwingen omtrent hetgeen bij de in den Raad vertegenwoordigde partijen aan die benoeming is voorafgegaan of daaraan naar sommiger oor deel had moeten voorafgaan. 5. Naar het ons voorkomt,is de memorie van antwoord niet de plaats ■-(■ bespiegelingen te houden naar aanleiding van ver- kiezingslectuur van een bepaalde politieke partij. 6. Wie,deze ontwerp-begrootingen vergelijkend met den toe stand van vroegere jarem,volhoudtdat er geen ernst wordt ge maakt met bezuiniging,miskent de feiten. Zou die ernst alleen betracht worden,wanneer men de gemeente berooft van hare vitale bemoeiingen en haar doet verdorrenvan een levend leiding gevend en dus scheppend lichaam tot een administratieve instan- tie-dan verklaren wij daaraan niet te willen medewerken. Dat dit laatste zou inhouden,dat wij het belang van versobe ring niet zouden inzien,ontkennen wij. De ontwerp-begrootin gen, waar nagenoeg alles uit is weggelaten wat onnoodig is te achten,bewijst immers het tegendeel. Wij geven den hier sprekendenleden in overweging eens na te gaan welke sommen alleen reeds benoodigd zijn voor armenzorg en stounverleening, rente en aflossing en voor wettelijk verplichte uitgaven.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1936 | | pagina 209