b. voor overuren gedurende den nacht, den vrijen
dag en op Zon- en feestdagen 100 Onder nacht
wordt verstaan de tijd tusschen des namiddags 10 uur
en des voormiddags 6 uur.
329
330
Rang Bezoldiging
Minimum Maximum
Hoofdrechercheur2100.— 2200.
2 jaarl. verhoogingen van 35.
en 1 jaarl. verhooging van 30.-.
Rechercheur2000.— 2100.—
2 jaarl. verhoogingen van 35.
en 1 jaarl. verhooging van 30.
Hoofdagent1910.— 2010.—
2 jaarl. verhoogingen van 35.
en 1 jaarl. verhooging van 30.
Agent1415.— 1915.
10 jaarl. verhoogingen van 50.
Ie klerk1900.— 2200.—
3 jaarl. verhoogingen van 100.
2e klerk1600.— 1900.—
3 jaarl. verhoogingen van 100.
3e klerk1000.— 1600.—
6 jaarl. verhoogingen van 100.
Machineschrijver700.1000.—
6 jaarl. verhoogingen van 50.
Art. 5.
De hoofdinspecteur, inspecteurs, adjunct-inspecteurs
hoofdagenten en agenten worden door den Burgemeester
op kosten der gemeente voorzien van de noodige klee
ding, bewapening en verdere uitrusting, hieronder, zoo
noodig, begrepen een dienstrijwiel. De aan de ambte
naren verstrekte kleeding, bewapening en verdere uit
rusting blijft het eigendom der gemeente.
Art. 6.
1. Voor het bezit van het diploma met aanteekening,
afgegeven door den Algemeenen Nederlandschen Po
litiebond, den Algemeenen Bond van Politiepersoneel in
Nederland, den Bond van Christelijke Politieambtenaren
in Nederland of den Nederlandschen Roomsch Katho
lieken Politiebond ,,St. Michaël of van een, naar het
oordeel van den Burgemeester, daarmee gelijk te stellen
diploma, wordt aan de hoofdrechercheurs, rechercheurs,
hoofdagenten en agenten van politie een jaarlijksche
toelage van 50.— toegekend.
2. Het tweede lid van artikel 7 vindt daarbij over
eenkomstige toepassing.
Art. 7.
1. Het juiste bedrag der bezoldiging wordt binnen
de in artikel 4 gestelde grenzen door Burgemeester en
Wethouders bepaald, met dien verstande, dat in den
regel en in elk geval voor zoover de ijver, toewijding
en geschiktheid niet te wenschen overlaten, telkens een
verhooging van bezoldiging, overeenkomstig het be
paalde in artikel 4, wordt toegekend totdat het maxi
mum is bereikt.
2. De verhooging van jaarwedde gaat in met den
eersten dag van de maand volgende op den volbrachten
eenjarigen diensttijd, tenzij de diensttijd op den eersten
dag der maand volbracht zij; in dat geval gaat zij op
dien datum in.
Art. 8.
Dienstjaren, ook tijdelijke, elders in een, naar het
oordeel van Burgemeester en Wethouders, zelfde be
trekking doorgebracht en tijdelijke dienstjaren, beide,
indien zij onmiddellijk worden opgevolgd door de aan
stelling, onderscheidenlijk vaste aanstelling in dezelfde
betrekking, tellen bij het toekennen van periodieke ver
hoogingen mede.
Art. 9.
1. Bij aanstelling of bevordering in rang wordt het
minimum der aan den rang verbonden bezoldiging toe
gekend. In bijzondere gevallen kan daarvan worden
afgeweken.
2. Bevordering tot hoogeren rang heeft steeds ver
hooging van bezoldiging tengevolge; is het minimum
der bezoldiging van den nieuwen rang gelijk aan of
minder dan de door den bevorderde in zijn vorigen rang
genoten bezoldiging, zoo wordt reeds dadelijk een perio
dieke verhooging toegekend, totdat aan de bepaling, in
den aanvang van dit lid gesteld, is voldaan.
3. Het bedrag der bezoldiging van tijdelijk aange
steld personeel wordt bepaald door Burgemeester en
Wethouders, met dien verstande dat bij de aanstelling
geen lagere bezoldiging mag worden toegekend dan het
minimum van de aan den betrekkelijken rang verbonden
jaarwedde.
4. Indien de tijdelijke dienst langer dan een jaar
duurt of onmiddellijk wordt gevolgd door een vaste
aanstelling in denzelfden rang, wordt voor de bereke
ning van het aantal toe te kennen periodieke verhoo
gingen de in tijdelijken dienst boven den leeftijd van
20 jaar doorgebrachte tijd in rekening gebracht.
Art. 10.
1. Een ambtenaar, die buiten het geval van va-
cantie een ambtenaar in hoogeren rang vervangt,
ontvangt daarvoor gedurende den tijd der vervanging,
indien deze ten minste een maand onafgebroken heeft
geduurd, een vergoeding, overeenkomende met het ver
schil tusschen zijn wedde en de wedde, die hij zou ont
vangen als hij overeenkomstig de bepalingen dezer ver
ordening vast in dien hoogeren rang zou zijn aange
steld.
2. Indien de vervanging slechts gedeeltelijk ge
schiedt, wordt het bedrag der vergoeding door Burge
meester en Wethouders vastgesteld.
Art. 11
1. Behoudens het hieronder in dit artikel bepaalde
wordt aan de ambtenaren, met uitzondering van den
hoofdinspecteur, de inspecteurs, de adjunct-inspecteurs,
den hoofdrechercheur en de rechercheurs, bij wijze van
tijdelijke toelage vergoeding voor overwerk gegeven.
2. Onder overwerk wordt verstaan het verrichten
van arbeid op uren, vallende buiten en komende boven
de uren aangegeven op de dienstroosters.
3. De in het eerste lid bedoelde vergoeding bedraagt:
a. 25 voor het eerste en tweede uur en 50
voor elk volgend uur met dien verstande, dat overwerk
van een kwartier of korter niet als zoodanig wordt
beloond;
4. Overwerk wordt zooveel mogelijk vergoed door
aan den ambtenaar, in den regel binnen drie weken na
den dag, waarop het overwerk is verricht, een aantal
zooveel mogelijk gelijkwaardige uren vrij-af te geven,
gelijk aan dat gedurende welke is overgewerkt, in welk
geval alleen de verhooging wordt uitbetaald.
5. Overuren worden voor administratief personeel
slechts berekend, voor zoover de 48-urige werkweek is
overschreden. De uurbezoldiging is gelijk aan 1/2ioo van
de jaarbezoldiging.
6. Bij berekeningen krachtens het derde en vierde
lid worden breukgedeelten van een cent beneden den
halven cent verwaarloosd; de halve cent en breukge
deelten van een cent daarboven worden voor een cent
gerekend gedeelten van een uur worden voor een vol
uur gerekend.