Bijlage tot het verslag der handelingen van don gemeenteraad van Leeuwarden, 193^* BIJLAGE NO. BIJLAGE NO. 56. Het Bestuur der Vereoniging voor Christelijk Nijverheids onderwijs is bij H.M. de Koningin in beroep gekomen van Uw besluit van lij. Januari j.l., waarbij afwijzend is beschikt op een verzoek van dat Bestuur om de oprichting en instandhou ding van eene Christelijke industrie- en huishoudschool voor meisjes in deze gemeente noodig te oordeolen. Bij apostillo van 6 April j.l. heeft do Commissaris dor Koningin in deze provincie dit beroepschrift, met bijbehoorende stukken, in handen van Uwen Raad gesteld met verzoek om, desgewenscht overeenkomstig artikel 25, tweede lid, der Nijverheidsonder wijswet Uw oordeel dienaangaande vóór 1 Juni a.s. kenbaar te maken. Wij leggen do stukken hierbij aan U over. Uitgaande van de veronderstelling, dat het oordeel van Uwen Raad in deze aangelegenheid hetzelfde is als dat, waarop de op li; Januari 193^ genomen afwijzende beschikking berust, achten wij het na het destijds door ons uitgebrachte prao- advies, waarmede Uwe Vergadering zich heeft voreenigd, niet noodig, hier opnieuw de een en andermaal aangevoerde motieven voor Uw en ons standpunt te herhalen of te bespreken. Slechts moeten wij de aandacht vestigen op enkele in het beroepschrift voorkomende beweringen, omdat die naar ons inzicht geen steek houden. Wanneer het appelleerende Bestuur tegenover een Uwer over- uat het onderzoek naar de noodzakelijkheid der school zich niet moet beperken tot de vraag, of er wellicht een novum is, (omdat) do oprichting en instandhouding eonor Christelijke Industrie- en Huishoudschool een principiëelo kwestie is, die nimmer afhankelijk mag worden gesteld van het zich al of niet voordoen van een novum, van zakelijkon aard (en) dat daarentegen de noodzakelijkheid dor onderworpo- lijko school evenals in 1933» n°ê onverminderd bestaat", dan is deze redenoering op twee gronden onzos inziens vol slagen onjuist. Er wordt als volgt geredeneerd: do school is nu nog evenzeer noodig als in 1933» dit is eQn principiëele kwestio, waar zakelijke omstandigheden buiten moeten blijven, der halve had de Raad die noodzakelijkheid moeten uitspreken. Men gaat dan echter van een slechts schijnbaar juiste veronder stelling uit, n.l. dat de school noodig is. Dit moge hot oor deel van het Bestuur zijn, bij Koninklijk besluit van 17 Februari 1931+, no. Jl, is de oprichting en instandhouding van genoemde school niet goedgekeurd, zulks uit overweging dat da behoefte aan die school niet groot genoeg was te achten om de aan de subsidiëering daarvan verbondon verhooging van do Rijksuitgaven te rechtvaardigen, m.a.w. omdat voor de Kroon do noodzakelijkheid van de school, alle omstandigheden in aan merking genomen, niet vaststond. Do Kroon heeft, gezien hare overweging, hier wel degelijk ook zakelijke omstandigheden laten golden, ja den doorslag laten geven. Ware er alleen van een "principioelo" kwestie sprake, dan ware die overweging niet ter zake dienende geweest en aan het Koninklijk besluit alle grondslag ontvallen. Zelfs zou dan de bestaando wette lijke regeling onnoodig zijn. En hiermede komen wij op ons tweede bezwaar tegen de argumentatie van het Bestuur, n.l. dat zij in strijd met do wet is. Immers, de gohoele door de Nij verheidsonderwijswet voorgeschreven procedure, zoowel als de bij de desbetreffende artikelen gegeven officiëele toelichting, is juist gebaseerd op, en vindt haar bestaansrecht in de feitelijke, dus zakelijke, omstandigheden, waaronder een ver zoek gedaan en beoordeeld wordt. Nader bewijs, dat dit zoo is, kan achterwege blijven, wanneer men den tekst der wet hoeft Aan den Gemeenteraad aanvoert:

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1936 | | pagina 273