Bijlage tot het verslag van Leeuwarden, 193&. der handelingen van den gemeenteraad BIJLAGE NO. 115. ONTWERP. VERORDENING tot wijziging van de verordening op het open- BESTAANDE REDACTIE. baar laSe^ onderwijs in de gemeente (gemeenteblad 1931 no. 7, 1934 no. 9, 1936 nos. 10 en 18) Art. 28, le lid. Artikel I. Aan de jaarwedde van het In het eerste lid van arti- vast aangestelde personeel en kei 28 van bovengenoemde ver- aan hen, die met of voor een ordening wordt in plaats van proeftijd zijn aangesteldwordt, "f. 450.-" gelezen: "f. 437.-". met uitzondering van de fröbel- onderwijzers, eene bijzondere verhooging van f. 450*- toege voegd TITEL VIII. Van de bij het eerste lid van art. 35 der Lager Onderwijswet 1920 bedoelde belèoningen. Art. 53. Boven de ingevolge de wet bepaalde verhoogingen van jaar wedden voor het bezit van de daar genoemde bevoegdheden wordt eene belooning toegekend: a. van f. JQ.- 's jaars voor het bezit van het getuigschrift voor zang, afgegeven door de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst of door andere, door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen, vereenigingenj b. aan den onderwijzer, die aangewezen is tot plaatsvervanger van het hoofd der school en als zoodanig het hoofd der school onafgebroken langer dan 30 ach tereenvolgende dagen heeft ver vangen. Deze belooning wordt berekend naar de z.g. hoofden- marge van het hoofd der betrok ken school, bij welke bereke ning de vacantiën voor een vierde gedeelte medetellen, in dien het hoofd der school ook na afloop van eene vacantia nog moet worden vervangen- Deze belooningen worden ce- vens aan het aan de school voor buitengewoon lager onderwijs verbonden personeel toegekend. Art. 54- Het^onderwijzend personeel, dat vóór 1 Januari 1921 in deze gemeente werkzaam was en dat vóór dien datum in het bezit was van beide of één der diploma's A of B voor handenarbeid, ont vangt daarvoor eene toelage van f45- 3 jaars Art. III. Artikel I van deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Juli 193°# artikel II treedt in werking op 1 October Verzonden 17 Sapwmbe1._j.936. Art. II. Titel VIII (artikelen 53 en 54) vervalt. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1936. BIJLAGE NO. lló. BIJLAGE NO. llé Aan den Gemeenteraad. Bij de wet van 9 Januari 193^ (Staatsblad no. 300) zijn o.m. de bepalingen der Gemeentewet ten aanzien van het ver- leenen van pensioen aan gewezen wethouders gewijzigd. Gaf de Gemeentewet voorheen in het algemeen de bevoegdheid om aan gewezen wethouders, alsmede aan de weduwen en weezen van wet houders of gewezen wethouders, pensioen te verleenen volgens regelen, door den Raad te stellen, thans zijn dienaangaande in artikel 101 der Gemeentewet verschillende beperkende bepa lingen opgenomen an ie het onderwerp meer in bijzonderheden geregeld Vastgesteld is, dat aan hem, die ophoudt wethouder te zijn, een wachtgeld kan worden toegekend en, bij het bereiken van den 65-jarigen leeftijd, ouderdomspensioen, terwijl tevens de mogelijkheid blijft bestaan om aan de weduwe en weezen van een wethouder of van een gewezen wethouder pensioen te ver leenen. Zoowel voor het wachtgeld als voor de pensioenen zijn de maxima in de wet vastgelegd. Voorts zijn enkele bepalingen opgenomen betreffende korting bij het genieten van andere inkomsten of bij cumulatie van pensioenen. Ingevolge de overgangsbepalingen der wet van 9 Januari 1936 moeten de gemeenten, welke voor hare wethouders pensioen- verordeningen hebben, welke hoogere aanspraken geven dan de wet, die verordeningen vóór 1 October 193& herzien. Bij ver gelijking van de alhier geldende verordening met de nieuwe wettelijke beulingen blijkt, dat de gemeentelijke regeling op enkele punten hoogere aanspraken geeft dan de wet, zoodat zij daarmede in overeenstemming zal moeten worden gebracht. Ter toelichting van de daartoe ontworpen wijziging doen wij nog het volgende opmerken. Aangezien de wet spreekt van toekenning van een wacht geld is in diverse artikelen der verordening het woord "ver goeding" door "wachtgeld" vervangen. Art. 4 art. 6, 2de lid. Deze bepalingen dienen te verval len met het oog op het bepaalde in het tweede lid (laatste zin) en het derde lid van artikel 101 der Gemeentewet. Art. 5> 5^0 lid, kan evenmin worden gehandhaafdj de wet kent geen uitkeering van wachtgeld aan de weduwe of de weezen van een wethouder Art9Dö wet spreekt slechts van wachtgeld en ouderdomspen sioen, "zoodat de bepalingen, die betrekking hebben op het in validiteitspensioen (artt. 9 en 17 k/m 22) moeten vervallen. Artt. 11, 2o en 35» Be in deze artikelen genoemde bedragen van de pensioenen zijn in overeenstemming gebracht met de maxima, welke de wet thans voorschrijft. Art. 16. In verband met art. 101, 4^® lid (laatste zin) der Gemeentewet moet deze bepaling worden geschrapt. Artt. 27 en 54. Deze artikelen zijn aangevuld overeenkomstig het bepaalde in artikel 101, 7de lid, der wet. Wij voegen hieraan nog toe, dat de datum van inwerking treding van de herziene verordening moet worden gesteld op 1 April 1936. Volgens een der overgangsbepalingen van de wet dienen de bestaande regelingen evenwel van kracht te blijven voor hen, die op dien datum in het genot waren van wachtgeld of pensioen en voor hen, die op 13 Juni 1935 h0"*3 wethouder schap bekleedden en voor wie de bekleeding van dat ambt daarna niet werkelijk is onderbroken. Wij geven U in overweging: a. over te gaan tot vaststelling van de hierachter in ontwerp afgedrukte verordening!

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1936 | | pagina 348