Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1958* BIJLAGE NO. $1.
BIJLAGE NO. 51.
Aan den Gemeenteraad.
In Uwe vergadering van 16 Februari j.l. werd ons voor
stel tot verkoop aan de provincie Friesland van een terrein,
behoorende tot de gemeentelijke vuilstortingsplaats te
War te na (.zie bijlage no. lip van dit jaar) aangehouden, nadat
een daartoestrekkend voorstel van Uw medelid, den heer IJtsma,
was aangenomen. Bij dit voorstel werd ons tevens verzocht
"een onderzoek in te stellen of verhuur voor grondberging aan
de provincie voorkeur verdient boven verkoop, om te zijner
tijd met nieuwe voorstellen bij den Raad te komen."
Wij hebben in de toen gehouden besprekingen aanleiding gevon
den, alsnog het gevoelen van de Commissie voor de Gemeente
reiniging in te winnen. Bij brief, ingekomen 1 Maart j.l.,
bericht deze commissie ons, dat zij, in meerderheid, den
voorgenomen verkoop aan de provincie meent te moeten ont
raden. Niet alleen is de Commissie van oordeel, dat de plan
nen, welke de provinciale dienst voor de verbetering van de
Friesche kanalen met het onderwerpelijke terrein heeft, de
schoonheid van het landschap ter plaatse blijvend zullen ont
sieren, maar ook is zij van oordeel, dat, nu dit gedeelte van
het terrein niet meer als stortplaats door de Reiniging wordt
gebruikt, het wel beschikbaar gesteld zou kunnen worden voor
het storten van baggerspecie, om daardoor het te zijner tijd
in cultuur brengen van dezen grond mogelijk te maken. De
daaruit voortvloeiende kosten zouden, zoo doet de Commissie
opmerken, wellicht bestreden kunnen worden uit de opbrengst
van de op dit terrein rustende slikgelden. Alsdan zou de
waarde van het op deze wijze in cultuur gebrachte terrein in
belangrijke mate gestegen zijn.
Wij hebben na ontvangst van dit advies deze zaak opnieuw
overwogen. Evenwel zijn wij daarbij niet overtuigd kunnen wor
den van de wenschelijkheid om ons oorspronkelijke voorstel
terug te nemen of daarin wijziging te brengen. Vast staat
immers, dat de gemeente het onderhavige terrein zelf niet meer
noodig heeft; vast staat ook, dat de geboden prijs van
f. 9000*- voor dezen grond ter oppervlakte van ongeveer 9*90 H.
alleszins aannemelijk is te oordeelen. Onbekend is thans nog,
of en wanneer de grond van gemeentewege in cultuur gebracht
zal worden, hoeveel geld daarmede gemoeid zal gaan en of
alsdan het slikgeld zal worden uitgekeerd. Ons College geeft
nu, met de minderheid der Commissie, de voorkeur aan de zeker
heid, welke de voorgestelde verkoop biedt, boven de onzeker
heid van wat in de toekomst misschien gebeuren zal.
Het bezwaar, ontleend aan een mogelijke ontsiering van het
landschap ter plaatse, achten wij niet van zooveel gewicht,
dat het aan verkoop in den weg zou moeten staan. Het is trou
wens waarschijnlijk, dat ook als dit terrein niet verkocht
wordt, een andere plaats in het landschap voor gelijk doel be
stemd zal worden.
Wat het in het voorstel-IJtsma geopperde denkbeeld van
verhuran in plaats van verkoopen betreft, zij medegedeeld, dat
daarover reeds onderhandelingen met den provincialen kanalen-
dienst aan ons voorstel van l\. Februari j.l. vooraf zijn gegaan.
Wij leggen de daarop betrekking hebbende stukken hierbij ter
kennisneming aan U over. Er zal U uit blijken, dat genoemde
dienst een voorstel van ons College, waarbij het terrein koste
loos, doch uite raard ook zonder kosten voor de gemeente en
onder enkele voorwaarden, ter beschikking van de provincie werd
gesteld, heeft afgewezen, onder mededeeling, dat aan het aan
vaarden van die voorwaarden niet kon worden gedacht. Daarna
heeft de kanalendienst toen verkoop voorgesteld.