2 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden,1 95Ö, BIJLAGE NO.35-. Naar het oordeel van deze leden is een zoo vergaande bezui niging,dat aan de wenschen van de Commissie van Overleg ge stelde eischen wordt voldaan,onmogelijk,teminderwaar reeds zoovele cultureele dingen zijn afgebroken of verdwenen. 3» V, Een lid zag den Raad voor de onaangename taak gesteld een tekort van ruim f IpOO.OOOs- te overbruggen,waarbij dan nog,naar de meening van dit lid,de opbrengst der straatbe lasting moet worden geteldzoodat ruim f 600.000.- meer wordt uitgegeven dan ontvangen0 Dit lid achtte opvolging van de wenschen van het Rijk bij het overleg over de begrooting noodzakelijk en hoopte,dat door de samenwerking met hoogere autoriteiten men weer tot een onafhankelijk Leeuwarden zal kunnen komen» Niettegenstaande de omstandigheden tot de uiterste beper king nood zaken,constateerde dit lid,dat er toch weer tal van hoogere posten op de begrooting voorkomen, Geen belasting- verhooging en zooveel mogelijk bezuiniging is noodzakelijk, terwijl onverplichte uitgaven dienen te worden vermeden. Voor een verdere bezuiniging achtte dit lid het onder houd der plantsoenen en de kosten van het schoonhouden van gebouwen nog altijd vatbaars A. V/aar om bij het hier genoemde tekort ad ruim f IpOO.OOO,- de opbrengst van de straatbelasting moet worden gsteld,is ons niet duidelijk. Deze belasting vervult immers eenzelfde functie als alle andere heffingen en bezuinigingen,n.l.ver sterking van de inkomsten.resp.vermindering van de uitgaven, ten einde tot een zoo klein mogelijk tekort te komen. Dat opvolging van de wenschen van het Rijk en samenwerking met hoogere autoriteiten zal kunnen leiden tot"een onafhan kelijk Leeuwarden"lijkt ons een illusie,die geen werke lijkheid zal worden,zoolang de tijdsomstandigheden voort- duren,welkedoor haar alles overheerschenden invloed op het maatschappelijke leven en op het gemeentelijke budget, het eenvoudig onmogelijk maken om Let de middelen,welke de gemeente thans ten dienste staan en onder de tegenwoor dige regeling van de geldelijke verhouding tusschen het Rijk en de gemeenten, een financiëele onafhankelijkneid te bereiken. Uit de overgelegde stukken kan blijken,om welke redenen bepaalde posten noodzakelijk verhoogd moesten worden. Ook over de kosten der plantsoenen is daarin reeds zooveel ge zegd,dat wij ons hier van herhaling meenen te mogen ont houden» Er is ook daar opPevenals op de uitgaven voor het schoonhouden van gebouwen,inderdaad drastisch bezuinigd. lp. V. Verschillende leden betuigden hun instemming met het feit,dat de begrooting thans eerst in den Raad zal worden behandeldalvorens aan het oordeel van hoogere instanties te worden onderworpen,hoewel men zich anderzijds in den gedachtengang van Burgemeester en Wethouders kon verplaa-tsen en ook de teleurstelling van het College kon verstaan over het door Gedeputeerde Staten in dezen inge nomen standpunt. Een lid gaf daarbij uiting aan zijn gevoelen,dat het alleen de Raad is,die de begrooting heeft vast te stel len en dat dit niet onder dwang van Gedeputeerde Staten en de Commissie van Overleg behoort te geschieden. A« Bij het gevoelen van hot hier aan het woord zijnde lid,sluiten wij ons uiteraard aanszij het dan ook,dat de praètijk niet altijd met de theorie overeenstemt,, 3 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden,1938» BIJLAGE NO. 35. ste is in het vervolg den wottelijken weg te bewandelen en geen afspraken te maken» Dit lid wenschte de begrooting te beoordeelen en eventueel daarin bij de behandeling wijzigingen aan te brengen,onafhan kelijk van de vraag wat hoogere colleges willen. Weer andere leden verklaar den,dat zij in do behandeling van de begrooting thans slechts een fcrmeele handeling konden zien,omdat zij van bovenaf wordt opgelegd. Zij achtten het waar schi jnlijk_.dat er evenals in '1937 wederom moeilijkheden zullen rijzen» Eerst dan,wanneer de begrooting door Gedepu teerde Staten en de Commissie is behandeld en valt te over zien wat er wordt verlangdachtten deze leden een goede be handeling mogelijk» A. Wij hebben reeds medegedeeld,welke omstandigheden ge leid hebben tot de wijze van behandeling der ontwerp-begroo- ting 1938 wij ons hadden voorgesteld. Inderdaad zou die werkwijze hebben kunnen voorkomen,dat de Raad besluiten neemt,welke niet met de opvattingen van hoogere instanties stoken. Het wil ons toeschijnen,dat zij, die zoodanige besluiten niet wenschen te nemen,evenals de leden,die van oordeel zijn dat do ontwerp-begrooting niet voldoende conform de eischen der Commissie van overleg is opgesteldmet ons aan een voorafgaande behandoling van dat ontwerp met die commissie de voorkeur moeten geven. Uit den aard der zaak is de Raad staatsrechtelijk geheel vrij om de begrooting vast te stellen zooals hem goeddunkt. Geschiedt dat echter met veronachtzaming van hot inzicht van bedoelde instantiesdan kan zulks in de huidige omstan digheden leiden tot financiëele consequentieswelke den Raad voor de noodzaak van herziening van zijn besluiten kunnen stellen» 7. V. Meerdere leden brachten hulde aan het College van Burgemeester en Wethouders.,dat gesteund door de ambtenaren, zooveel moeilijk en ondankbaar werk tor behartiging van de gemeentebelangen heeft verricht. Verschillende dezer leden waren bij de bestudeering der stukken onder den indruk gekomen van de groote hoeveelheid werk,zooveel mogelijk gericht op behoud van hetgeen eenmaal is opgebouwdwelk werk niet zoozeer naar buiten spreekt. Zij achtten het daarom noodzakelijk,dat de Raad zooveel mo gelijk achter Burgemeester en Wethouders staat,waar het gaat om de verkrijging van het aandeel der door het Rijk over de gemeenten te verdeelen gelden,waarop de gemeente billijkheidshalve recht heeft» A. Voor do aan ons Collego en de ambtenaren gebrachte hulde zijn wij erkentelijk. Met de verder hier door verschillende loden gemaakte op merkingen vereenigen wij ons gaarne. 8. V. Enkele leden gaven uiting aan hun gevoelen,dat het af treden van den Wethouder van Financiën mede een gevolg ia van de minder goede medewerking van de zijde van Gedeputeer de Staten. A. Aan de te dezer zake door den afgetreden wethouder gedane modedeelingen -in antwoord op het gesprokene door den Voorzitter van den Raad in de vergadering van 16 Febru ari j.l«- kunnen wij uit den aard der zaak niets toevoegen. en 6 V. Een dezer loden stelde de vraag of het niet het veilig

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1938 | | pagina 231