Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1938* BIJLAGE NO. 1+0.
BIJLAGE NO. 1+0.
Aan den Gemeenteraad.
Het hij de wet van 22 Mei 1937 (Staatsblad no. 3^3)
vastgestelde artikel lOlbis der Lager-onderwijswet 1920
is krachtens het bepaalde bij artikel L van genoemde wijzi
gingswet voor het eerst van toepassing voor het jaar 193®
Uwe Vergadering dient derhalve volgens het eerste lid van
art. lOlbis voor 1 April e.k. vast te steilte n, hoe groot
het gemiddelde bedrag is geweest, dat in 1937 Per leerling
aan belooning van vakonderwijzers is uitgegeven. Deze be
looning wordt volgens het 5de lid van art. lOlbis berekend
met inbegrip van de niet op de vakonderwijzers verhaalbare
pensioensbijdragen, terwijl voor de vaststelling van het
aantal leerlingen de wijze van tellen wordt gevolgd, aan
gegeven in art. 28, zesde en zevende lid, der wet. De open
bare scholen, waaraan in 1937 geen vakonderwijzers werkzaam
waren, blijven bij deze berekening buiten beschouwing.
Met inachtneming van het vorenstaande is,blijkens de
bij de stukken overgelegde berekening, in 1937 aan beloo-
ning van vakonderwijzers uitgegeven aan de scholen van open
baar gewoon lager onderwijs f. ll+. 309*85 en aan de school
van openbaar uitgebreid lager onderwijs f. 6.81+1.25* Het
gemiddelde aantal leerlingen bedroeg respectievelijk 3535^
en 1+67-8. Het kostenbedrag per leerling bedraagt mitsdien:
aan de scholen van openbaar gewoon lager onderwijs
f. ll+.309.85 3535.75 f- 1+.05; aan de school van uitge
breid lager onderwijs f. 6.81+1.25 1+67-5 f» lip«63»
Volgens het zevende lid van meergenoemd artikel lOlbis
verleent de Gemeenteraad op verzoek van het schoolbestuur
en onder voldoende borgstelling een voorschot op de bij het
tweede lid bedoelde vergoeding. Dit tweede lid bepaalt,
dat de schoolbesturen voor belooning van vakonderwijzers,
over het loopende jaar, in casu 193° ln rekening kunnen
brengen ten hoogste een gelijk bedrag per leerling als de
gemeente hiervoor in 1937 heeft uitgegeven. Voor deze ver
goeding staat dus wel het maximum bedrag per leerling vast,
doch het gemiddelde aantal leerlingen kan eerst worden vast
gesteld op 16 September e.k., terwijl de uitgaven der school
besturen eerst na afloop van het jaar- bekend zijn. In ver
band hiermede dient op verzoek van een schoolbestuur een
voorschot te worden verleend.
VolledigheidshaLve hebben wij, nevens de aanvragen der.
schoolbesturen, bij de stukken overgelegd een berekening van
de toe te kennen voorschotten. Krachtens het bepaalde bij
art. 17, tweede lid, van het Koninklijk besluit van 26 Novem
ber 1937 (Staatsblad no. 375) geschiedt uitbetsLing hiervan
elke drie maanden telkens voor een vierde gedeelte.
Onder mededeeling, dat alle aanvragen om voorschot vol
doen aan de wettelijke voorschriften en hierbij tevens vol<?
doende borgstelling wordt verleend, geven wij U in overwe
ging te besluiten:
A. het gemiddeldebedrag, dat in het jaar 1937 Per leer
ling is uitgegeven aan belooning van vakonderwijzers der
openbare scholen, krachtens het bepaalde in art. lOlbis,
eerste en vijfde lid der Lager-onderwijswet 1920, vast te
stellen op f. i+05 voor het gewoon lager onderwijs en op
f. II+.63 voor het uitgebreid lager onderwijs;
B. een voorschot, als bedoeld in art. lOlbis, zevende
lid, der Lager-onderwijswet 1920, voor het jaar 193® te ver-
leenen in voege als volgt:
1. voor de Roomsch Katholieke Schoolvereeniging:
a. ten behoeve van haar scholen voor gewoon lager onder
wijs op f. 1.773.90;