Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1 93^ BIJLAGE NO.61.
BIJLAGE NO.61
Aan den Gemeenteraad.
Bij adres van 12 April 193^ verzoekt F.H.SMIT,
alhier,Uwen Raad hem alsnog wachtgeld te willen toekennen
ter zake van het hem met ingang van 1 Maart tevoren verleen
de ontslag als onderwijzer in de lichamelijke oefening aan
scholen voor openbaar lager onderwijs. Daar wij bij besluit
van 23 Maart j ,1. ,no39R/2I4.7 ,aan SMIT, voornoemd hebben mede
gedeeld,dat hij niet voor toekenning van wachtgeld in aan
merking kan komen,is zijn bij U ingediend adres als een be
roepschrift ..bedoeld in artikel 13 der Wachtgeld verordening
te beschouwen. Het is tijdig ingekomen.
van het gevraagde praeadvies dienende,deelen wij mede,
dat onze afwijzende beslissing gegrond is geweest op de over
weging,dat de vaste dienst dezer gemeentewaar in adressant
werkzaam was en waaruit hij,wegens opheffing daar van,is ont
slagen, n,l.die van onderwijzer in de lichamelijke oefening
o m scholen van openbaar lager onderwijs dezer gemeentevoor
üjm een bijbetrekking uitmaaktezoodat hij ingevolge het be
paalde in het eerste lid van artikel 2 der Wachtgeldverorde-
ning niet was te beschouwen als ambtenaar in den zin dier
verordening en mitsdien op wachtgeld geen aanspraak kon maken.
De betrokkene komt hier tegen op en voert in de bij zijn
adres behoorende toelichting onderscheidene gronden aan,waar
op hij meent,dat onze beslissing ten onrechte is genomen.
Naar ons oordeel zijn die gronden deels niet ter zake,deels
niet steekhoudend.
De verordening toch onttrekt de bJ '"betrekkingen met
zoovele woorden aan hare werking,zoodat voor een bijbetrek
king geen wachtgeld kan worden toegekend. Van een bijbetrek
king nu is sprakewanneer naast een hoofdbetrekking een ande
re betrekking wordt uitgeoefenddie ten opzichte van de hoofd
betrekking als secundair en ondergeschikt van omvang of ge
wicht is re beschouwen. Die ondergeschiktheid zal dan blijken
uit, en moeten worden afgemeten naai' den tijd,aan de bijbetrek
king besteed en het salaris.daarin verdiend,een en ander in
vergelijking tot de hoofdbetrekking Al naar de verhouding
tusschen het aldus uitgedrukte gewicnt der twee betrekkingen,
moet dan,in ieder geval afzonderlijk,worden beslist of er
van een bijbetrekking kan worden gesproken.
De heer SMIT nu gaf,ten tijde van zijn ontslag,als leeraar
in de lichamelijke oefening aan de gemeentelijke hoogere
burgerschool 22 uren in de week,en als onderwijzer in dat
vak bij het lager onderwijs 7 uren in de week les, Hij ver
diende. in de eerstgenoemde betrekking een salaris van
f 3915 i 3-n de laatstgenoemde een salaris van f 630.- 's jaars.
Het lijdt naar ons oordeel geen twijfel,dat de laatste betrek
king,gezien deze verhouding,inderdaad als een bijbetrekking
is aan te merken,
Adressant is van gevoelen,dat hij twee nevenbetrekkingen ver
vult,waarbij niet van een hoofd- en een bijbetrekking sprake
kan zijn. Daartegenover doen wij opmerken,dat "nevenbetrekking"
en "bijbetrekking" geen wenenlijke tegenstellingen zijn,om
dat een nevenbetrekking zeer wel een bijbetrekking kan wezen
en men iedere bijbetrekking zonder bezwaar een nevenbetrek
king kan noemen,
Dat beide functies in dienst van denzelfden werkgever,in casu
de gemeenteworden bekleed,kan evenmin een reden zijn om
niet van een bijbetrekking te spreken.
Dat de verordening geen nadere omschrijving van het begrip
"bijbetrekking" geeft,is juist; een voor alle gevallen bruik
bare definitie zou trouwens moeilijk zijn te geven. Het is
daarom noodig,en ook logisch,dit be grip,hetwelk de verorde
ning nu eenmaal kent,naar het normale spraakgebruik op te
vatten. Wij meenen zulks gedaan te hebben.