Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden,1938. BIJLAGE NO.61
Hetgeen de adressant voorts in de alinea's 1,2,3 en 5 van zijn
toelichting aanvoert,is niet ter zake dienende, Het medege-
deelde in de 5e alinea geeft ons slechts aanleiding tot de
opmerking,dat ook al ware zijn ontslag eerder ingegaan,dan
evenzeer als nu,zijn functie bij het lager onderwijs door ons
als een bijbetrekking beschouwd zou zijn,, De tractementen
hadden zich dan verhouden als f 3915,- tot f 78]+.-.
Het beroep van SMIT zal op grond van het bovenstaande moeten
worden afgewezen.
Om praeadvies is tevens in onze handen gesteld een adres
van C.DE JONG,onderwijzer in de lichamelijke oefening,alhier
ingekomen Tq-April 1938eveneens als oen beroepschrift vol
gens artikel 12 der Wachtgeld verordening bedoeld, en wel tegen
onze afwijzende beschikking dd.18 Maart 1938^0.552/582 op'
zijn verzoek van 21 Februari 193® om het genot van wacht
geld te worden gesteld.
Deze afwijzende beschikking was gegrond op de overweging,
dat DE JONG,voornoemd,niet in het bezit van een vaste aanstel
ling als onderwijzer in de lichamelijke oefening is geweest,
hij derhalve niet was ambtenaar in vasten dienst dezer gemeen
te en ingevolge artikel 2 der verordening dus geen recht op
wachtgeld had.
Adressant erkent in zijn adres het niet hebben van een
vaste aanstelling,doch beroept zich op het tweede lid van ge
noemd artikel, inhoudende dat "ambtenaren,die voor een bepaal
den tijd zijn aangestelddoch als regel zullen worden herbe
noemd,voor de toepassing van deze verordening geacht (worden)
in vasten dienst te zijn." Adressant voert tot staving daarvan
aan "dat hij bijna 7 jaar lang telkens voor een jaar als on
derwijzer in de lichamelijke oefening aan verschillende lagere
scholen in de gemeente werd herbenoemd en dit waarschijnlijk,
indien dit ónderwijs niet ten deele was opgehevennog het ge
val zou zijn."
Deze argumentatie is onjuist. Immers de heer DE JONG is
nf®^.voor' een Bepaalden tijd aangesteld en nimmer herbenoemd;
hij is bij ons besluit van 20 November 1930no1261+,met in
gang van 1 December 195® "tijdelijk en tot wederopzeggens toe"
tot gymnastiekonderwijzer bij het lager onderwijs benoemd.
De in dat besluit bedoelde opzegging is geschied bij ons be
sluit van 1 September 1957 no.685» Er is dus geen sprake van,
dat het dienstverband van adressant een vast karakter heeft
gehad; integendeeluitdrukkelijk is hij in tijdelijken dienst
genomen,om het dienstverbandwanneer dat noodig zou blijken,
door een enkele opzegging te kunnen beëindigen,, In geen ge
val kan adressant-derhalve beschouwd worden als een ambtenaar
in vasten dienst,ook niet volgens de verruiming,door het
tweede lid van artikel 2 aan dat begrip gegeven. Dit lid toch
kan nooit de bedoeling,en dus het gevolg,hebben,dat ambtenaren,
aan wier dienstverband uitdrukkelijk een tijdelijk karakter
is gegeven,als vaste ambtenaren moeten worden beschouwd.
Het wil slechts doen uitkomen,dat een dienstverhouding,die
naar haren aard als vast is aan te merken,voor het recht op
wachtgeld niet ophoudt zulks te zijn,wanneer er om de een of
andere reden regelmatig benoemingen voor een bepaald tijd
vak en dus herbenoemingen moeten plaats hebben0 Wij wijzen,
bijvoorbeeld,op een functie als die van stad sartswaarin de
betrokkenen ingevolge de desbetreffende verordening om de
3Sk.h«^ePS8tenvI§rèS2jÖS6bï§?pg voor inwilliging,vatbaar
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging hét^door
P.H.SMIT en het door C.DE JONG ingestelde beroep tegen onze
bovenvermelde beslissingen van onderscheidenlijk 23 Maart en
18 Maart 195® ongegrond te verklaren en op hun verzoeken om
toekenning van wachtgeld afwijzend te beschikken,
Leeuwarden,28 April 1958
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.M„VAN BEIJMA,Burgemeester
Verzonden 5 Mei 1958
ESCHOTMAN,Secretaris
Bi/lla^e tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
„0^ T.oonwn BIJLAGE NO. 62.
vah Leeuwarden,1938
BIJLAGE NO.62
Aan den Gemeenteraad,
De verordening op de heffing van precariorechten
(gemeenteblad 1937 no,12) is bij Koninklijk besluit van 13
April 1937,no.1+2,goedgekeurd tot 1 Mei 1953= Nu derhalve tot
hernieuwde vaststelling van die verordening moet worden over
gegaan,maken wij van de gelegenheid gebruik,U voor te stellen,
de regeling der invordering van deze rechten in overeenstem
ming te brengen met de gewijzigde bepalingen der Gemeentewet.
Ingevolge de wet van 22 April 1957 (Staatsblad no511welke
wijziging met ingang van 1 Januari 9 5^ werking is ge tre
den,komen n.l.de afzonderlijke invorderingsverordeningen te
vervallen en zullen voortaan,met name wanneerzooals hier het
geval is,de geldingsduur der heffingsver ordeningeindigtde
bepalingen betreffende de invordering van belastingen in de
heffingsverordening moeten worden opgenomen® V/ij hebben
daartoe een geheel nieuwe verordening ontworpen.welke hier
achter is afgedrukt en waarin de bestaande bepalingen der
beide verordeningen,op enkele wijzigingen van redactioneel en
aard na,onveranderd zijn opgenomen.
Zoo is in artikel 5 onder IV en VII een bij de uitvoering
der verordening wenschelijk gebleken aanvullende redactie
aangebrachtterwij 1 het bepaalde in lid XVI van dit artikel,
naar de practijk heeft doen zien,gevoegelijk kan vervallen.
Onder mededeeling,dat de Financi"ele commissie zich
daarmede kan vereenigen,geven wij U in overweging tot vast
stelling van de in ontwerp hier achter afgedrukte verorde
ning over te gaan.
Leeuwarden,7 Mei 1953"
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J o Mo VAN BEIJMA, Burgemees ter
E.SCHOTMAN,Secretaris