Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1938BIJLAGE NO. 66.
BIJLAGE NO. 66.
Aan den Gemeenteraad.
Bij Uwe besluiten van 14 Maart j1-goedgekeurd door
Gedeputeerde Staten bij hun besluit van 16 Maart d.a.v.,
no. 109, besloot Uwe Vergadering naar aanleiding van ons
voorstel, vervat in bijlage no. 34 van 1938? tot het aangaan
met de Rotterdamsche Bankvereeniging N.V. en de Amsterdamsche
Bank N.V., beiden gevestigd te Amsterdam, van een tweetal
10-jarige onderhandsche geldleeningen, elk groot f.640.000.-
2)2% 's jaars en een 27-jarige obligatieleening, groot
f. 2,220.000.- 3% 's jaars, alsmede tot aflossing van de
resteerende gedeelten van een drietal in dat voorstel genoem
de obligatieleeningen ten laste der gemeente.
Zooals wij U reeds eerder mededeelden, kon de conversie
der obligatieleeningen 1896, 1935 en 1937 geen doorgang
vinden, aangezien emittenten (gebruik makende van een ter
zake door hen gesteld voorbehoud in verband met gebeurte
nissen, welke een zoodanigen invloed op de geld- en beleg-
gingsmarkt zouden hebben, dat van doorvoering der emissie
geen sprake meer zou kunnen zijn) de uitgifte dezer obli
gatieleening voorshands niet mogelijk achtten.
Thans evenwel achten genoemde bankinstellingen de
verwezenlijking van het leeningsplan mogelijk, zij het dan
ook op een eenigszins gewijzigde basis als gevolg van de
veranderde omstandigheden op de beleggingsmarkten hebben
zij ons een hernieuwde aanbieding gedaan.
De in ons voorstel van 14 April j.l. (bijlage no. 60)
opgenomen aanvulling van de voorwaarden voor de obligatie
leening is in deze nieuwe offerte vervat.
De desbetreffende bescheiden hebben wij op de
gebruikelijke wijze voor Uwe Vergadering ter inzage gelegd.
Wij zijn van oordeel, dat ook deze gewijzigde aanbie
ding aannemelijk is. In verband evenwel met den gewijzigden
koers van overname zal het noodzakelijk zijn de uit te
geven obligatieleening te verhoogen tot f. 2.22^.000.- ten
einde het disagio en de kosten der leeningen geheel uit de
opbrengst te kunnen bestrijden. Het aflossingsplan der
obligatieleening zal daardoor in dier voege dienen te worden
gewijzigd, dat in de jaren 1961 tot en met 1965 in plaats
van 5 x f- 44.000,- zal worden afgelost 5 x f. 45»°00.-.
Emittenten hebben daartegen geen bezwaar.
De Financiëele Commissie, ter zake gehoord, kan zich
met ons voorstel vereenigen.
Wij geven U alsnu in overweging te besluiten:
a. onder intrekking van Uw besluit van 14 Maart j.1.
no. 63R/4O, tot algeheele aflossing van de restanten der
obligatieleeningen 1896,1935 en 1937 °P een nader door ons
in overleg met de bovengenoemde bankinstellingen te bepalen
datum 5
b. onder intrekking van Uwe besluiten van 14 Maart j.l.
nos. 63R/37? 38 en 39» het aangaan met de Rotterdamsche
Bankvereeniging N.V. en de Amsterdamsche Bank N.V., beiden
gevestigd te Amsterdam, van een tweetal onderhandsche 10-
jarige geldleeningen, ieder groot f. 640.000.- 2)%fc 1 s jaars,
en een 27-jarige obligatieleening groot f. 2.225«000,-
3% 's jaars,
een en ander overeenkomstig de ter inzage gelegde
ontwerp-besluiten.
Leeuwarden, 7 Mei 1938.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.M. VAN BEIJMA, Burgemeester.
Verzonden 7 Mei 1938.
E. SCHOTMAN Secretaris.