2 Bijlage tot hot verslag dor handollngcn van don gomeontcraad van Leeuwarden, 1938* BIJLAGE NO. 150. Hot govolg vaneen en ander is, dat (afgezien van de hierna vermelde verhooging van het maximum) het schoolgeld voor de leerlingen zonder broers of zusters nagenoeg gelijk blijft, de gezinnen met twee, drie of meer kinderen, waarvan slechts één een middelbare school of gymnasium bezoekt, hier van voordeel genieten'en dat, in den regel, de gezinnen waar van twee of meer kinderen gelijktijdig een of meer genoemde onderwijsinrichtingen bezoeken, eenig nadeel zullen ondervin den. De totale opbrengst zal ongeveer gelijk blijven. Het maximum-schoolgeld i's blijkens de nieuwe Rijksregeling verhoogd tot f, I4.75 - - moet echter rekening worden gehouden met artikel 37> 3> onder a, van de Middelbaar Onderwijswet, bepalende, dat het bedrag, voor elke soort van scholen ver schuldigd volgens de hoogste klasse vanheffing, het gemiddelde bedrag per leerling der totale kosten van die soort niet te boven mag gaan, Dit in aanmerking genomen, dient het maximum schoolgeld voor de middelbare school en hoogere burgerschool voor meisjes gelijk te worden gesteld met dat van de Rijks hoogere burgerschool, terwijl dit maximum, voor de gemeente lijke hoogere burgerschool op f. 328.- moet worden bepaald. Ten aanzien van "het gymnasium is in de- H0oger Onderwijswet geen maximum schoolgeld voorgeschreven, zoodat er geen wette lijk bezwaar bestaat om voor deze onderwijsinrichting een maximum van f. 75»- aan te nemen. De omstandigheid, dat zoowel voor het lager- als voor het middelbaar onderwijs is bepaald, dat het hoogste schoolgeld niet mag uitgaan boven hetgpnidde 1de kostenbedrag per leerling,pleit echter voor toepassing van een zelfde restrictie ten aanzien van het gymnasium, zoodat in de ontwerp-verordening f. 3®5 als maximumschoolgeld is genomen. Tot heden was de heffing en de invordering van het school geld in twee afzonderlijke verordeningen geregeld. In verband met de wet van 22 April 1937 Staatsblad no. Jlltot wijzi ging van de Gemeentewet moeten de bepalingen betreffende de in vordering in de heffingsverordening worden opgenomen. Enkele andere uit de Rijksregeling overgenomen bepalingen spreken naar onze meening voor zich zelf en behoeven dus geen nadere toelichting. Bij de herziening van de schoolgeldregelingen voor alle gemeentelijke onderwijsinrichtingen, zooals deze werden vast gesteld in Uwe vergadering van 17 Maart 1937 is zooveel moge lijk gestreefd naar uniformitëit tusschen deze verordeningen onderling.. Ten einde deze uniformiteit te behouden, hebben wij de overeenkomstige bepalingen van de andere schoolgeld verordeningen (met uitzondering echter van de tarieven) zoo veel mogelijk in overeenstemming gebracht met de wijzigingen, welke voorgesteld worden in de hierboven besproken verorde ning. Onder mededeeling, dat de Financiëele- Commissie zich er mede kan vereenig4«gen, geven wij Uwe Vergadering .in overwe ging tot vaststelling van de in ontwerp' hierachter afgedrukte verordeningen over te gaan. Leeuwarden, 8 November 1938. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.M. VAN BEIJMA, Burgemeester. E. SCHOTMAN Secretaris. Verzonden 8 November 1938 1 tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1938. BijlclQC flO. 150 'werp A. VERORDENING tot heffing van schoolgeld voor het onderwijs aan de middelbare school en hoogere burgerschool voor meisjes, de gemeentelijke hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus A en het gymnasium. Artikel 1. Ter tegemoetkoming in de voor rekening der ge meente blijvende kosten van de middelbare school en hoogere burgerschool voor meisjes, de gemeentelijke hoogere burgerschool met vijf jarigen cursus A, het gymnasium, wordt ten behoeve van de gemeente schoolgeld geheven. Art. 2. 1. Het schoolgeld is verschuldigd: a. voor eén leerling, staande onder ouderlijke macht, dan wel onder voogdij van zijn vader of zijn moeder, door dengene, die de ouderlijke macht of de voogdij uitoefent; b. voor een leerling, niet staande onder ouderlijke macht, noch onder voogdij van zijn vader of zijn moeder, door dengene, die krachtens de wet met het onderhoud van den leerling is belast of, bij ontstente nis van dezen, door den leerling zelf. 2. Pleegouderlijke zorg vervult te dezen opzichte de plaats van de ouderlijke macht of de voogdij van den vader of van de moeder. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor onderhoud en op voeding van het kind van anderen als ware het een eigen kind. Art. 3. 1. De heffing geschiedt naar den maatstaf, om schreven in artikel 37, derde lid, onder c, 2°., der middelbaar-onderwijswet. 2. Waar in de volgende artikelen sprake is van de gemengde hoofdsom, wordt daaronder verstaan de maatstaf, bedoeld bij het vorige lid van dit artikel. Art. 4. 1. Van hen, die in Nederland woonden bij het be gin van het belastingjaar, dat aan het schooljaar onmiddellijk voorafging, en van hen, die zich in den loop van de maanden Mei tot en met Maart van dat belastingjaar in Nederland hebben gevestigd, wordt het schoolgeld geheven naar de gemengde hoofdsom over dat belastingjaar. 2. Van personen, die zich na de maand Maart, in het eerste lid bedoeld, in Nederland hebben gevestigd, wordt het schoolgeld geheven naar de gemengde hoofdsom over het belastingjaar, waarin het tijdstip van vestiging in Nederland valt. Bij vestiging in Nederland in de maand April wordt het volgende belastingjaar in aanmerking genomen. 3. Van niet onder de vorige leden vallende personen, die in Nederlandsch-Indië, Suriname of Curacao woonden in het tijdvak van een jaar, on middellijk voorafgaande aan het tijdvak, waarover het schoolgeld wordt geheven, wordt het schoolgeld geheven naar de gemengde hoofdsom, welke ver moedelijk in aanmerking zou zijn genomen, indien de gemeentefondsbelasting en de vermogensbelasting ook aldaar werden geheven, met dien verstande, dat uitsluitend wordt gelet op het inkomen en eventueel het vermogen, naaar de daar geldende regelen vast-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1938 | | pagina 383