1ERP B Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1938. betreft, wordt vervolgens door haar/hem vóór den 5en van iedere maand aan den Controleur der ge meentebelastingen ingediend. 3. Hebben in den loop eener maand geen verande ringen plaats gehad, dan wordt het uittreksel ver vangen door een negatief bericht. Art. 18. üe Controleur der gemeentebelastingen maakt uit de volgens het vorig artikel ontvangen opgaven zoo spoedig mogelijk lijsten van aanslagen op en zendt die, na vaststelling, aan den Gemeente-ontvanger ter invordering van de daarin uitgetrokken bedragen. Art. 19. Na ontvangst van een lijst van aanslagen zendt de Gemeente-ontvanger binnen 14 dagen een gedagtee- kend aanslagbiljet, waarvan het model door den Controleur der gemeentebelastingen wordt vastge steld, aan de daarop voorkomende schoolgeldplich- tigen. Art. 20. 1. De schoolgelden zijn invorderbaar in zooveel termijnen als er na de maand, waarin een lijst aan den Gemeente-ontvanger is toegezonden, nog maan den van het leerjaar overblijven. 2. De eerste termijn vervalt den laatsten dag van de maand, volgende op die, waarin de toezending heeft plaats gehad en zoo vervolgens den laatsten dag van iedere opvolgende maand één termijn. 3. De schoolgelden, uitgetrokken op de lijsten, die in de laatste maand van het leerjaar of later aan den Gemeente-ontvanger worden toegezonden, zijn één maand daarna ineens invorderbaar. Art. 21. 1. Bij nalatigheid in het tijdig aanzuiveren van vervallen termijnen geschiedt de invordering dei- schoolgelden overeenkomstig de voorschriften van de artikelen 291 tot en met 294 der Gemeentewet. 2. In dat geval zijn Burgemeester en Wethouders, de commissie van toezicht op het middelbaar onder wijs of, wat het gymnasium betreft, het college van curatoren gehoord, tevens bevoegd de toelating op de school van den leerling, die het betreft, in te trekken. Art. 22. 1. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 September 1938. 2. Alsdan vervalt de verordening tot het heffen en op de invordering van schoolgeld voor het onder wijs aan de school van middelbaar onderwijs voor meisjes, de gemeentelijke hoogere burgerschool met driejarigen cursus en daarop aansluitende hoogere handelsschool met tweejarigen cursus en het gymna sium (gemeenteblad 1937 no. 21), behalve voorzooveel betreft de aan het leerjaar 1938/39 voorafgaande leerjaren. 7 tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1938. Bijlage no. 150. Artikel 1. Ter tegemoetkoming in de voor rekening der ge meente blijvende kosten van de gemeentelijke bewaar scholen wordt ten behoeve van de gemeente school geld geheven. Art. 2. 1. Het schoolgeld is verschuldigd: a. voor een leerling, staande onder ouderlijke macht, dan wel onder voogdij van zijn vader of zijn moeder, door dengene, die de ouderlijke macht of de voogdij uitoefent; b. voor een leerling, niet staande onder ouderlijke macht, noch onder voogdij van zijn vader of zijn moeder, door dengene die krachtens de wet met het onderhoud van den leerling is belast en bij ontstente nis van dezen door den leerling zelf. 2. Pleegouderlijke zorg vervult te dezen opzichte de plaats van de ouderlijke macht of de voogdij van den vader of van de moeder. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor onderhoud en op voeding van het kind van anderen als ware het een eigen kind. Art. 3. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder gemengde hoofdsom verstaan de maatstaf, omschreven in artikel 63, lid 4, letter b, der Lager onderwijswet 1920, zooals dit luidt ingevolge para graaf 8 der wet van 22 Februari 1936 (Staatsblad no. 100) tot verlaging van de openbare uitgaven voor het onderwijs. Art. 4. 1. Van lien, die in Nederland woonden bij het be gin van het belastingjaar, dat aan het schooljaar on middellijk voorafging en van hen, die zich in den loop van de maanden Mei tot en met Maart van dat belastingjaar in Nederland hebben gevestigd, wordt het schoolgeld geheven naar de gemengde hoofdsom over dat belastingjaar. 2. Van personen, die zich na de maand Maart, in het eerste lid bedoeld, in Nederland hebben gevestigd, wordt het schoolgeld geheven naar de gemengde hoofdsom over het belastingjaar, waarin het tijdstip van vestiging in Nederland valt. Bij vestiging in Nederland in de maand April wordt het volgende belastingjaar genomen. 3. Van niet onder de vorige leden vallende personen, die in Nederlandsch-Indië, Suriname of Curacao woonden in het tijdvak, waarover het schoolgeld wordt geheven, wordt het schoolgeld geheven naai de gemengde hoofdsom, welke vermoedelijk in aan merking zou zijn genomen, indien de gemeentefonds belasting en de vermogensbelasting ook aldaar werd geheven, met dien verstande, dat uitsluitend wordt gelet op het inkomen en eventueel het vermogen, naar de daar geldende regelen vastgesteld voor het laatstelijk aangevangen belastingjaar of herreke- ningstijdvak en dat ook overigens de gemengde hoofdsom wordt bepaald met inachtneming van den toestand bij den aanvang van het laatstelijk aange vangen heffingstijdvak. 4. Van de overige personen wordt een schoolgeld geheven, berekend naar een gemengde hoofdsom van f130.tenzij zij ten genoegen van den controleur der gemeentebelastingen aantoonen, dat en in hoever VERORDENING tot heffing van schoolgeld voor het onderwijs aan de gemeente lijke bewaarscholen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1938 | | pagina 386