2
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1938. BIJLAGE NO. 171.
Uit het hierbij overgelegde schrijven dd. 10 September
j.l., van den Minister van Binnenlandsche Zaken blijkt, dat,
ter verkrijging van den bijzonderen steun uit het werkloos
heid ssubsidiefonds over 1937 alsnog wordt verlangd, dat,
wat het onderwijs betreft, zoo spoedig mogelijk wordt over
gegaan tot:
a. ontslag van de vakonderwijzers in lichamelijke
oefeningen aan de scholen voor gewoon lager onderwijs en
opdragen van hunne werkzaamheden aan de klasse—onderwijzers
op dezen regel kan een uitzondering worden toegestaan, indien
aangetoond, wordt, dat bepaalde klasse-onderwijzers door bij
zondere omstandigheden niet geschikt of niet bekwaam zijn om
onderwijs in de lichamelijke oefening te geven;
b. vermindering van het wekelijksch aantal lesuren in
handwerken aan de u10-school door dit onderwijs in het
le en 2e leerjaar te beperken tot 1 uur per week;
c. verhooging van het aantal leerlingen voor het hand-
werkonderwijs in de 7e en 8e leerjaarscholen tot zoo mopeliik
30 per klassed
Stond de Minister aanvankelijk op het standpunt, dat er
andermaal een verlaging van de jaarwedden van het personeel
aan de bewaarscholen moest plaats hebben, blijkens nadere
mededeeling bij brief van 19 September j.l. is deze eisch,
althans voorloopig, ingetrokken. Wij kunnen ons derhalve te
dezen van verdere beschouwingen onthouden en deelen slechts
mede, dat wij daarin aanleiding hebben gevonden om de beloo
ning der na 2o Januari j.l. in functie getreden kweekelingen
met akte dienovereenkomstig te brengen op f. I4.5O.- 's jaars
zulksin overeenstemming met Uw in den aanhef dezes vermelde
besluit tot korting van 10$ op alle wedden van het bewaar-
schoolper soneel
Wij hebben den Minister intusschen bericht, dat wij de
noodige maatregelen zullen treffen,dat de met sub b en c
beoogde bezuiniging uiterlijk 1 Januari a.s. wordt verkregen.
Met betrekking tot het vakonderwijs hebben wij een
nader schrijven tot den Minister gericht onder dagteekening
van 20 Octoberj.1. In dit schrijven, bij de stukken overge-
le.gd, hebben wij de groote moeilijkheden, waartoe deze eisch
leidt, uitvoerig uiteengezet. Daarin hebben wij o.m. naar
voren gebracht, dat het uiterst moeilijk zal zijn te beoor-
deelen welke leerkrachten wel, en welke niet voor die taak
geschikt of bekwaam zijn; dat,door dit onderwijs in handen
te brengen van de klasse-onderwijzers, van een'goede verzor-
ging van het belangrijke vak lichamelijke oefening geen
sprake meer kan zijn; dat de bevoegdheden van deze onderwij
zers daarvoor zoor beperkt zijn; dat verschillende toestellen,
welke wel in de lokalen aanwezig zijn, uitgesloten zijn. Na
den Minister er nog op te hebben gewezen, dat dit onderwijs
sinds 1 Maart j.l. in de klassen 1 tot en met 3 wordt gegeven
door de klasseonderwijzers, waardoor reeds een niet onbelang
rijke bezuiniging heeft plaats gevonden, verzochten wij hem,
opdat dit onderwijs niet nog meer in de verdrukking zou
rcomen, met den meesten aandrang alsnog te willen goedvinden,
dat het op de bescheiden schaal van thans blijft gegeven.
Bovendien vestigden wij de aandacht van den Minister op
de, bij afschaffing van dit onderwijs, daaruit voortvloeiende
consequenties ten opzichte van het bijzonder gewoon lager
onderwijs. Zooals uit ons bovenaangehaald schrijven van 2T
Octoberj.l. blijkt, geeft algoheele afschaffing van het vak
onderwijs in de lichamelijke oefening aan de scholen voor ge
woon openbaar lager onderwijs wettelijk nog geen bezuiniging
op deze uitgaven voor het bijzonder onderwijs. Voor eene toe
lichting hiervan verwijzen wij naar ons zoo juist aangehaald
schrijven.
V/ij deelden dan ook aan den Minister mede, dat het zeer
zeker geen nader betoog behoeft, dat de aldus ontstaande toe
stand niet in overeenstemming zou zijn met de steeds betracht
3
Biilaffe tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 193®BIJLAGE NO. 171»
wordende gelijkstelling tusschen het openbaar en bijzonder
lager onderwijs. Een oplossing zou, naar wij verder opmerkten,
kunnen worden ge'vonden, wanneer de besturen der bijzondere
scholen bereid waren gelijke maatregelen te treffen als van
de gemeente worden verlangd, t.w. geheele afschaffing van het
vakonderwijs in de lichamelijke oefening aan de scholen voor
gewoon lager onderwijs en het alleen nog doen geven van vak
onderwijs in de handwerken aan het 7° Qn ^e leerjaarDe be
sturen -zouden dan maximaal aan de gemeente in rekening moeten
brengen het kostenbedrag per lesuur aan de openbare scholen,
vermenigvuldigd met het aantal leerlingen van do 7e ®n
klassen hunner scholen. Wij voegden daar nog aan toe, dat wel
als vaststaand mocht worden aangenomen, dat indien de school
besturen daartoe al bereid worden gevonden, daarbij hunner
zijds onmiddellijk de eisch zal worden gesteld, dat^de betrok
ken vakonderwijzers, evenals dit het geval is met die van de
openbare scholen, in het genot van gemeentelijk wachtgeld
worden gesteld.
Wij verzochten den Minister dan ook ons te willen-be
richten, of het aangevoerde hem wellicht aanleiding gaf goed
te vinden, dat het vakonderwijs in de lichamelijke oefening
aan de openbare scholen voor gewoon lager onderwijs in zijn
tegenwoordigen omvang blijft gehandhaafd, en, zoo niet, of
het dan zijne goedkeuring zou kunnen wegdragen, dat getracht
wordt met de schoolbesturen een regeling te treffen als boven
bedoeld. Ten slotte stelden wij nog de vraag, of toekenning
van gemeentelijk wachtgeld aan die bijzondere vakonderwijzers
op billijkheidsgronden in overweging zou kunnen worden genomen,
bij bevestigende beantwoording van welke vraag wij meenden te
mogsn aannemen, dat tegen de desbetreffende uitgave uit de
gemeentekas geen bezwaar zal worden gpmaakt met het oog op de
bijdragon uit het Werkloosheidssubsidiefonds
Uit het hierbij overgelegde antwoord ddJ>0 November j.l.,
blijkt, dat de Minister ook bij nadere overweging geen vrij
heid heeft kunnen vinden zijn voorwaarde in zake het onderwijs
in de lichamelijke oefeningen op de openbare scholen voor ge
woon lager onderwijs in te trekken. Geen bezwaren ontmoet het,
dat getracht wordt.dat op de bijzondere scholen dezelfde maat
regelen worden genomen en dat er aan de vakonderwijzers van
het bijzonder onderwijs een gemeentelijk wachtgeld in uit
zicht wordt gesteld, zooals ook de onderwijzers van de
openbare scholen zullen verkrijgen. Wel schrijft de Minister
ook nu weer, dat,als hem duidelijk gemaakt wordt dat een
klas se-onderwijzer niet geschikt of niet bekwaam is tot het
geven van onderwijs in dit leervak en ook een der andere
onderwijzers van de betrokken school deze taak niet kan over
nemen, hij tegen handhaving van den vakonderwijzer geen be
zwaar heeft, maar, zooals wij reeds hiervoren opmerkten, wij
achten het, evenals de Inspecteur van het lager onderwijs,
buitengesloten, dat zulks op goede gronden beoordeeld kan
worden» Maar zelfs,al zouden hiertegen geen onoverkomelijke
bezwaren bestaan, dan zou het met het oog op de met de be
sturen van bijzondere scholen te treffen regeling, geen
toepassing kunnen vinden» Immers, als er toch nog aan een
of meer openbare scholen vakonderwijs in dit leervak wordt
gegeven, dan is de mogelijkheid aanwezig, dat de thans be
reikte regeling van de medewerking der schoolbesturen in het
gedrang komt-
Onze pogingen, om van dit onderwijs te redden wat er nog
te redden valt, hebben derhalve schipbreuk geleden.
Wij ontvingen intusschen van de schoolbesturen bericht,
dat zij de bedoelde, en door ons gewaardeerde, medewerking
willen verleenen, al wordt daaraan dan ook door alle besturen
de reeds door ons verwachte, maar toch ook billijke, voor
waarde verbonden, dat op hunne betrokken vakonderwijzers de
gemeentelijke wachtgeldregeling van toepassing wordt verklaard.