Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden7 1959» BIJLAGE NO. lé
BIJLAGE NO. 'l6.
Aan den Gemeenteraad,,
De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft, door
'tusschenkomst van Gedeputeerde Staten dezer provincie,
bij tot dit College gericht schrijven dd. l6 Juli I930 ver
zocht te bevorderen, dat in de verordening, houdende rege
ling van de toekenning van wachtgeld aan de ambtenaren in
dienst der gemeente Leeuwarden, wordt opgenomen een alge-
meene regeling van het z.g, korte wachtgeld, zooals deze
•is neergelegd in do artikelen 2 en 3, tweede lid, van de
wachtgeldregeling voor de Burgerlijke Rijksambtenaren,
Naar aanleiding hiervan wijzen wij er op, dat de boven
genoemde wachtgeldverordening (gemeentebladen 1926 no. 33,
195U- n°' 17 en 193^ no« 55.' als algemeene regel wachtgeld
toekent over een tijdvak, gelijk aan den voor pensioen
geldigen diensttijd der daarvoor in aanmerking komende ont
slagen ambtenaren. Slechts ten aanzien van de gehuwde ambte
naren, niet-kostwinsterkent de verordening kort wachtgeld
(artikel 3> vierde lid).
De rijkswachtgsldregeling echter onderscheidt de ambte
naren in twee groepen, te weten:
a. ambtenaren, die een ambt bekleeden, hetwelk een
hoofdbetrekking vormt en uit hoofde van den aard hunner be
kwaamheden redelijkerwijze geacht moeten worden een gelijk
waardige positie anders dan in openbaren dienst niet binnen oen
redelijken termijn te kunnen verkrijgen;
b. de overigen.
De eerste groep krijgt een wachtgeld, waarvan de tijds
duur gelijk is aan den volbrachten diensttijd; voor de
tweede groep is deze tijdsduur drie maanden, vermeerderd met
drie maanden of anderhalve maand voor elk jaar volbrachten
diensttijd al naar gelang de betrokkene kostwinner van een
gezin of niet-kostwinner is.
V/ij hebben den Minister, naar aanleiding van zijn boven
genoemd schrijven er op gewezen, dat thans bij het Centraal
Overleg in zake ambtenarenzaken voor gemeenten van meer dan
L|.0.000 inwoners, waaraan ook deze gemeente deel neemt, een
nieuwe wachtgeldregeling in voorbereiding is, waarin ook de
onderscheiding in lang en kort wachtgeld is opgenomen en
daarbij medegedeeld, dat het onder deze omstandigheden onzes
inziens de voorkeur verdiende een gewijzigde regeling tege
lijk met de andere aangesloten gemeenten in te voeren.
De Minister kan zich evenwel met dit standpunt niet
vereenigen en heeft bij schrijven van Januari j.l, bericht,
dat deze omstandigheid naar zijn oordeel geen grond vormt
om tot een tijdstip, waaromtrent thans nog niets bekend is,
de bestaande, naar zijn oordeel te gunstige,wachtgeldrege
ling ongewijzigd te handhaven en het gewenscht te achten, dat
thans onverwijld de door hem noodzakelijk geachte wijziging
tot stand te brengen.
Wij hebben hierop een voorstel tot wijziging der ver
ordening, overeenkomstig het verlangen van den Minister bij
de Commissie voor Georganiseerd Overleg aanhangig gemaakt.
Blijkens het hierbij overgelegde rapport is in de Com
missie geen overeenstemming bereikt. De organisaties maken
unaniem bezwaar tegen invoering vfn de korte wachtgeldregeling.
Na hernieuwde overweging van deze aangelegenheid meenen wij
geen gevolg te moeten geven aan het verzoek der Commissie om
nogmaals op uitstel aan te dringen, aangezien hiervan geen
resultaat valt te verwachten, doch U thans te moeten voor
stellen de verlangde wijziging tot stand te brengen.