Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van'Leeuwarden1939* BIJLAGE NO. 32. BIJLAGE NO. 32. Aan den Gemeenteraad. Ingevolge artikel lOlbis der Lager-onderwijswet 1920 moet een gemeente, die ten behoeve van een of meer openbare scholen vakonderwijzers heeft aangesteld, jaarlijks vóór 1 April vaststellen, hoe groot het gemiddeldebedrag is ge weest, dat in het voorafgaande kalenderjaar per leerling van die school of scholen aan belooning van vakonderwijzers is uitgegeven, zulks afzonderlijk voor de scholen voor gewoon en voor uitgebreid lager onderwijs. Deze belooning wordt volgens het 5e lid van art. lOlbis berekend met inbegrip van de niet op de vakonderwijzers verhaalbare pensioensbijdragen, terwijl voor de vaststelling van het aantal leerlingen de wijze van tellen wordt gevolgd, aangegeven in art. 2.8, 6e en 7e lid, der wet. De openbare scholen, waaraan in 1938 geen vakonderwijzers werkzaam waren, blijven bij deze berekening buiten beschouwing. Blijkens de bij de stukken overgelegde berekening, is in 1938 aan belooning van vakonderwijzers uitgegeven aan de scholen van openbaar gewoon lager onderwij.s f. 8159.8I4. en aan de school van openbaar uitgebreid lager onderwijs f. 63I4-OIj-9Het gemiddelde aantal leerlingen bedroeg respec tievelijk 3532 2/3 on I4.83 l/3« Het kostenbedrag per leerling over 1938 bedroeg dus aan de scholen voor openbaar gewoon lager onderwijs f. 81598Ip 3532 2/3 f. 2.31 en aan de school voor openbaar uitgebreid lager onderwijs f. 63I1O.IL9 ip83 1/3 f. 13.12. Ingevolge he-t tweede lid van art. lOlbis der wet kunnen de bijzondere schoolbesturen voor belooning van vakonderwij zers over het loopende jaar in rekening brengen ten hoogste een gelijk bedrag per leerling, als de gemeente hiervoor in het afgeloopen jaar heeft uitgegeven, terwijl voorts het 7e lid van dit artikel bepaalt, dat de Gemeenteraad op verzoek van de schoolbesturen en onder voldoende borgstelling een voorschot op deze vergoeding moet verleenen ten bedragevan de.som, waarop volgens het 2e lid aanspraak kan worden gemaakt. Voor de bepaling van dit voorschot zal dan rekening gehouden moeten worden met het gemiddelde aantal leerlingen over het afgeloopen jaar, terwijl krachtens het bepaalde bij art. 17, 2e lid, van het K.B. dd26 November 1937 (Staatsblad no.375) de uitbetaling moet geschieden elke drie maanden telkens voor een vierde gedeelte. De hier gevestigde bijzondere schoolbesturen hebben over eenkomstig vorengenoemde bepaling verzoeken tot het ontvangen van een voorschot op de vergoeding voor vakonderwijs voor 1939 ingezonden.. Deze verzoeken voldoen aan de wettelijke voor schriften, terwijl is gebleken, dat voldoende borgstelling wordt gegeven. Met ingang van 1 Januari 1939 is het vakonderwijs in het le tot en met het 6e leerjaar van alle openbare en bijzondere lagere scholen afgeschaft en sindsdien wordt in deze scholen, met uitzondering van die, uitgaande van de RK.Schoolvereeni- ging, nog slechts in de 7e en 8e klassen vakonderwijs in de handwerken gegeven. In verband hiermede hebben het bestuur van het Sint Lucia Gesticht te Rotterdam, het bestuur der Vereeniging voor Chris telijk Schoolonderwijs alhier, het bestuur der Ned.Hervormde Schoolvereeniging alhier en het bestuur der Leeuwarder School- vereeniging alhier, te kennen gegeven, dat zij voor hun scholen voor gewoon lager onderwijs over 1939 n°g slechts aanspraak wenschen te maken op een voorschot en vergoeding voor vakonder wijs, berekend naar het gemiddeld aantal leerlingen in de 7e en 8e klassen van die scholen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1939 | | pagina 267