2
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van.Leeuwarden, 1959* BIJLAGE NO. 36.
reeds wordt een bedrag van ruim f. 9700=- meer aan op
centen opgebracht, dan bij rangschikking in de Ipe klasse
vereischt zou zijn;
dat de belastingdruk te Leeuwarden sedert I95I4- in 1937
met bijna een hal#millioen gulden is toegenomen, waarop van
grooten invloed is geweest de verhooging van de opcenten in
1935 van 75/123 tot 150/198, het invoeren van een straatbe
lasting (opbrengst bij een percentage van bijna
f. 225.OÓO. een belangrijke verhooging der schoolgelden
en voorts de plaatsing in de 2e klasse voor de gemeentefonds-
bBlasting met ingang van 1 Mei 1936, waartegen de Minister
indertijd zelf ernstige bezwaren opperde, doch welke plaat
sing, niettegenstaande het feit, dat het ons niet mogelijk was
die bezwaren te ontzenuwen, toch de Koninklijke goedkeuring
verwierf
dat in verband met de ingediende ontwerpen van wet tot
wijziging van de belastingheffing (wet tot steun aan nood
lijdende gemeenten en tot regeling van het forensenvraagstuk)
een incidenteele verhooging van het aantal opcenten voor de
personeele belasting voor deze gemeente on gewenscht is en
het beter wordt geacht om te zijner tijd de classificatie
en de opcentenheffing van deze belasting als onderdeel van
het geheele complex van heffingen nader onder oogen te zien.
Wij mogen te dezer zake verder naar de overgelegde
briefwisseling verwijzen.
Hoewel, naar ons gebleken is, Gedeputeerde Staten onze
zienswijze deelden, was de Minister van Binnenlandsche Zaken,
blijkens brief aan het Provinciaal Bestuur van 1 Februari 1959»
no. L)_032, afdB.B., be onzer kennis gekomen op lp Februari
d.a.v., van oordeel, dat deze gemeente voor de personeele
belasting terecht in de 5e klasse behoort en dat er geen termen
aanwezig zijn om genoegen te nemen met een lagere opcenten
hef fing dan die, welke gevorderd wordt in alle in gelijksoor
tige omstandigheden verlceerende gemeenten.
Inmiddels was ons bekend geworden, dat door den Inspec
teur der directe belastingen te Leeuwarden_een voorstel moest
Worden gedaan aan den Minister van Financiën, ten einde te
komen tot een opeentenheffing.welke een gemiddelde van 200
zou waarborgen. Derhalve is toen door ons met genoemden
Inspecteur overleg gepleegd over een schaal, welke, indien
de Minister onverhoopt aan zijn eisch zou vasthouden, door
ons College aan Uwen Raad zou kunnen worden voorgesteld.
Teneinde evenwel te trachten alsnog aan dezen verhoogden
belastingdruk voor de ingezetenen te ontkomen, heeft een
delegatie van ons College op 13 Februari j.l. over deze
aangelegenheid besprekingen gevoerd op het Departement van
den Minister van binnenlandsche Zaken en op dat van den
Minister van Financiën, waarna wij, in aansluiting daarop,
bovendien bij brief van 15 Februari 1939 no2l6 - hierbij
eveneens overgelegd - opnieuw gan den Minister van Binnen-
iandsche Zaken onze ernstige bezwaren tegen bedoelde opcen-
tenverhooging hebben medegedeeld.
Noch het eén noch het ander heeft echter mogen baten. Immers
blijkens zijn tot de Gedeputeerde Staten gericht schrijven
van 7 Maart j.l. no. 7200 AfdB-B. heeft laatstgenoemde
Minister, noch zijn ambtgenoot van Financiën, aanleiding
kunnen vinden tot herziening van het Ingenomen standpunt,
dat onze gemeente voor de heffing van de personeele belas
ting terecht gerangschikt is in de 5e klasse, zoodat ver
hooging van het aantal opcenten noodzakelijk is. Door tus-
schenkomst van de Gedeputeerde Staten wordt het gemeentebe
stuur van Leeuwarden don ook uitgenoodigd alsnog op korten
termijn een verordening op de heffing van opcenten op de
3
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1959= BIJLAGE NO. 3°»
personeele belasting voor 1939 vast te stellen, hetzij ten
getale van 200, hetzij volgens een opcentenschaal, waarbij
een opbrengst zal worden verkregen, gelijk aan die bij
heffing van 200 opcenten op alle aanslagen.
Teneinde onze aanspraken op een uitkeering van bijzon
dere bijdragen uit het Werkloosheidssubsidiefonds niet in
gevaar te brengen, zien wij ons'genoodzaakt, aan dit verzoek
gevolg te geven, hoezeer wij ons standpunt te dezen, in
onze desbetreffende brieven neergelegd, handhaven.
Vermits naar onze meening e.en- uniforme heffing van
200 o-pcenten, vooral' in 'verband met de bestaande progressieve
opcentenheffing, voor de lagere inkomens een onbillijke ver
zwaring zou beteekenen, hebben.wij gemeend aan den reeds
hiervoren genoemden in overlég met den Inspecteur der directe
belastingen ontworpen schaal, de voorkeur te moeten geven;
deze varieert van 150 - 220 opc.en.ten.
Hi'erbij is uitgegaan van de gedachte, dat een deel van
de belastingplichtigen, vallende in de laagste klasse van
heffing (d.i. van f. 200.- huurwaarde en daarbeneden), door
de rangschikking in .de 5e klasse reeds ten onrechte in de
heffing -is. betrokken, zoodat voor hen het getal opcenten
onveranderd is gelaten. Voorts is gestreefd naar herstel van
de vroegere verhouding. Was deze oorspronkelijk (bij heffing
van 75'123 opcenten) 3 i 5> toen in 1955 het aantal werd
opgevoerd (van 150 - 190) werd de verhouding 3 terwijl
de verhouding In de thans voorgestelde schaal 3 k-s Is
De Ministers van Binnenlandsche Zaken en van Financiën
hebben medegedeeldmet deze schaal, welke een totaio opbrengst
van f. 14^b.200.- zal benadoren, accoord te kunnen gaan.
In verband met den spoéd, welke wordt vereischt, was
het tot ons leedwezen niet mogelijk ons voorstel eerder aan
Uwen Raad te doen toekomen.
Onder mededeeling,dat de Financieele Commissie zich met
ons voorstel kan vereenigen, geven wij U in overweging tot
vaststelling van de in ontwerp hierachter afgedrukte veror
dening over te gaan.
Leeuwarden, 11 Maart 1939*
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.M. VAN BEIJMA, Burgemeester.
E. SCHOTMAN Secretaris.