Bij:
Bijlage tot hot verslag dor handelingen van den Gemeenteraad
van Leeuwarden ;19i;0o BIJLAGE NO, 37.
BIJLAGE NO. 37,
Aan den Gemeenteraad,
Krachtens artikel 101, eerste lid, der Lager«onderwijswet
1920 moet de gemeente over elk dienstjaar aan de besturen van
de in artikel 97 dier wet bedoelde scholen de kosten van in
standhouding, met uitzondering van de jaarwedden en wedden der
onderwijzers, vergoeden.
Gevolg -gevende aan het bepaalde bij het eerste lid van ar-
'tikel IO3 (oud), hebben de schoolbesturen verzoeken om toeken
ning dergemeentelijke instandhoudingsvergoeding over 1937 in
gediend, Nu Gedeputeerde Staten bij hun besluit van 17 Januari
I9JL4-O de rekening der gemeente over 1937 hebben gesloten, kan
thans worden overgegaan tot het vaststellen van de door boven
vermelde besturen gevraagde vergoeding.
Deze vergoeding wordt berekend over het gemiddelde aantal
leerlingen volgens den maatstaf van artikel 28 der wet en be
draagt per leerling het gemiddelde bedrag per leerling van de
kosten over het betreffende jaar -der overeenkomstige openbare
lagere scholen in deze gemeente en wordt bepaald na aftrek van
de verschuldigde schoolgelden, welke hier echter voor alle
scholen door de gemeente worden geïnd.
De uitgaven voor het openbaar gewoon lager onderwijs be
droegen over 1937 fIp9«Olq-.ólp, welk bedrag echter dient te wor
den verminderd met een bedrag ad f.2.97^-J-P-wegens vergoeding
voor verlichting, verwarming en schoonhouden van nevengebruik
van schoollokalen voor particuliere lessen en opbrengst van
den verkoop van werkstukken, gemaakt bij het handwerkonderwijs
zoodat het juiste kostenbedrag van het gev/oon lager onderwijs
over 1937 bedroeg fI4.6 OlpO.23.
De uitgaven voor het openbaar uitgebreid lager onderwijs be
liepen in 1937 f.6.172.11, van wolk bedrag echter dient te wor
den afgetrokken een bedrag van f,1.360.^7wegens kosten van
verlichting, verwarming en schoonhouden komende ten laste van
de middelbare en de lagere avondhandelsschool en het bureau van
de schoolarts en de opbrengst van den verkoop van werkstukken
gemaakt bij het handwerkonderwijszoodat het juiste kostenbe
drag van het uitgebreid lager onderwijs over 1937 bedroeg
f .Li-.8ll.6i4..
Bij het vaststellen van het gemiddelde kostenbedrag per leer
ling dient ook rekening te worden gehouden met de administratie
kosten voor het openbaar onderwijs. Deze kosten zijn moeilijk
uit de gemeonterekening af te leiden. Volgens de hierover be
staande jurisprudentie kunnen deze kosten worden geschat op
f,0.50 per leerling.
Het gemiddelde aantal leerlingen volgens den maatstaf van
artikel 28 bedroeg over 1937
voor het gewoon lager onderwijs 35994 5
11 uitgebreid lager onderwijs ufila
Het gemiddelde bedrag per leerling van de gemaakte kosten
voor de openbare scholen bedroeg dus over 1937
a.voor het gewoon lager onderwijs: f el).6 „0[|_0„23 35994 ,f f.0.50
f.13.29;
b.voor het uitgebreid lager onderwijs fJ4.08ll.6I1. 14.67!" f.0.50
f.IO.79.
Het bij de stukken overgelegde staatje geeft overzichtelijk
aan op welke wijze ons College is gekomen tot de bedragen, welke
het U voorstelt aan de schoolbesturen toe te kennen.
Naar aanleiding van het vorenstaande stallen wij U mitsdien
voor te besluiten
A. over het jaar 1937 de vergoeding ex artikel 101, eersto lid, der
Lager-onderwijswet 1920 aan onderstaande schoolbesturen voor de
daarbij vermelde scholen vast te stellen als volgt:
II y<!