Bijlage tot het verslag der handelingen va» den gemeenteraad
van Leeuwarden, 19^4-0. BIJLAGE NO. 85.
b. door bestemming daartoe van een bedrag ad f. 808L).87U-
wegens in het Woningbedrijf aanwezig saldo op de reke
ning van kapitaalsontvangsten en -uitgaven;
onder bepaling, dat het Woningbedrijf op 31 December van
elk jaar, voor het eerst op 31 December 19i|-0:
1 van het onder Ia genoemde bedrag aan de gemeente zal
voldoen een rente, berekend naar l\.% en een aflossing
van 1/5O pen jaar;
2. van het onder ib genoemde bedrag een rente, berekend
naar 's jaars, ten laste van de onderhavige woning
groep zal brengen ten voordeele van de rekening "rente
van belegd kasgeld", met dien verstande, dat de rente
wordt berekendalsof 1 /50 per jaar wordt afgelost;
II. tot vaststelling van de uit het besluit sub I voort
vloeiende en hierbij in ontwerp overgelegde wijzigingen
van de gemeentebegrooting en de begrooting voor het Wo
ningbedrijf, dienst 19I4.O.
Leeuwarden, 15 Augustus '\jk.0.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.M. VAN BEIJMA Burgemeester.
E. SCHOTMAN Secretaris.
Verzonden 20 Augustus
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 19L;.0J BIJLAGE NO. 86.
BIJLAGE NO, 86.
Aan den Gemeenteraad.
De voorschotten, verkregen van het Rijk voor den bouw
van woningen door de gemeente (Woningbedrijf) en door enkele,
op dit gebied werkzaam zijnde, vereenigingen, zijn ingevolge
Uw besluit d.d. 5 Juni 1928, no. 189R/IO5, omgezet in een
geldleening, welke is ondergebracht bij het Algemeen Burger
lijk Pensioenfonds te 's Gravenhage. Het op 2 Juli 1928 nog
overgebleven gedeelte der Rijksvoorschotten (f. 1 06Iqffo11 5®265
a 5^ f» 7O9522,82 a 6%) is in verband daarmede gewijzigd
in een annuïteitsleening (koers 98) ad f. 2,l|Ll4.<,732o68 met
een rente van Ipè/. In den nog resteerenden looptijd is toen
geen viijziging gebracht.
Krachtens Uw besluit van 8 Mei 193^4-» no 157^/89» is de
rente met ingang van 2 Juli d.a.v. verlaagd tot Bovendien
-is bij dat besluit de looptijd van het restant der leening op
50 jaar gebracht.
Bij KoninklijkBesluit van 28 April 1937» S. l]_8l is de
rente met ingang van 15 September 193^ verminderd tot 1$, ter
wijl deze ingevolge Uw besluit van 15 Maart 1939» no« 7IR/61,
met ingang van 2 Juli d.a.v. is verlaagd tot 3-3%.
Uit het navolgende moge blijken, welken invloed het voren
staande op de financieele verhouding tusschen de gemeente en
de voorschotnemers (de woningbouwvereenigingen en het Gemeen
telijk Woningbedrijf) heeft uitgeoefend.
Met ingang van het annuïteits jaar 1928/9 zijn de in de
leening met het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds opgenomen
en aan de voorschotnemers verstrekte grond- en bouwvoorschot-
ten in overeenstemming gebracht met de leeningsvoorwaarden,
zooals die voortaan voor de gemeente zouden gelden. Eenzelfde
handelwijze lag in de bedoeling, toen met ingang van het an
nuïteitsjaar 193^-/5 de rente werd verlaagd tot t$:%. Uw ter
zake betrekkelijke besluit van 1P September 193Ï» no® 320R/215,
is echter ingetrokken bij Uw besluit van 11 Februari 1935» no*
3IR/23, waarbij tevens is beslist, dat de annuïteiten, zooals
die van 1928/9 af aan de gemeente verschuldigd waren, door de
voorschotnemers moesten worden doorbetaalde- Met de verlaagde
rente en den gewijzigden looptijd zou derhalve geen rekening
worden gehouden. Het verschil tusschen hetgeen de gemeente
krachtens deze regeling zou ontvangen en het bedrag, dat zij
wegens rente en aflossing zou hebben te betalen, wordt ge
stort, in een fonds, te beheeren door ons College en aanvanke
lijk dienende om ingevoerde huurverlagingen te financieren,
van welke de dekking niet op andere wijze zou kunnen worden
gevonden. Hierna wordt uiteengezet, dat deze bestemming niet
kon worden gehandhaafd en dat het fonds in plaats daarvan moet
dienen om de nog voor de gemeente bestaande schuld af te losser^
als de voorschotten reeds ten volle zijn gedelgd (de gemeente
lijke leening immers heeft door/conversie van 193^4- een langeren
gemiddelden looptijd dan de verstrekte woningbouwvoorschottel}.
Voor de instelling van het fonds bestond overigens gegronde
reden. Toen de gemeente in 193^4- overging tot conversie, heersch-
te bij ons aanvankelijk de meening, welke door een bezoek
ten- Departemente werd versterkt, dat het Rijk in de exploita
tie-tekorten der voorschotnemers een bijdrage zou verstrekken,
berekend naar de voorheen geldende annuïteitsbedragen. In ver
band daarmede zouden de voorschotnemers van de reserveering
geen nadeel ondervinden; het meerdere immers zou in den vorm
van Rijks- en gemeentebijdragen in de tekorten op de exploita
tie terug ontvangen worden.
"Later"