Bij:
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1940. BIJLAGE NO.114.
BIJLAGE NO.114.
Aan den Gemeente raad.
Ingevolge artikel 101 bis der lager.-onderwijswet
1920 moet deze gemeente,die ten behoeve van een of meer open
bare scholen vakonderwijzers heeft aangesteld,jaarlijks vóór
1 April vaststellen,hoe groot het gemiddelde bedrag is geweest,
dat in het voorafgaande kalenderjaar per leerling van die
school of scholen aan belooning van vakonderwijzers is uitge
geven, zulks afzonderlijk voor de scholen voor gewoon en voor
uitgebreid lager onderwijs, het bestuur van elke bijzondere
school voor gewoon of voor uitgebreid lager onderwijs in de
gemeente,als bedoeld in art.97,le lid, kan voor het loopende
jaar aan de gemeente ten hoogste een gelijk bedrag per leer
ling voor belooning van vakonderwijzers in rekening brengen.
Bij Uw besluit dd. 15 Maart 1939,no.62R/52 is het gemiddelde
bedrag,dat in het voorafgaande jaar, dus in 1938,per leerling
is uitgegeven aan belooning van vakonderwijzers der openbare
scholenvastgosteld op f.2.31 voor het gewoon lager onderwijs
en op f.13.12 voor het uitgebreid lager onderwijs.
Ingevolge het derde lid van artikel 101 bis der wet hebben
de hier gevestigde bijzondere schoolbesturen vóór 1 April
1940 de aanvragen om vergoeding ingediend,onder opgave van het
aantal leerlingen en van het voor belooning van vakonderwijzers
uitgegeven bedrag en onder overlegging van de bewijzen,dat dit
bedrag is uitbetaald.
Hierbij wordt opgemerkt,dat voor do scholen voor gewoon lager
-onderwijs een vergoeding wordt gevraagd,berekend naar het aan
tal leerlingen van het 7e en 8e leerjaarzulks in verband met de
omstandigheid,dat,als gevolg van de deswege aan de gemeente
opgelegde verplichting,ook aan de bijzondere scholen in het
le tot en met 6e leerjaar geen vakonderwijs wordt gegeven.
Aan het bestuur der loomsch Katholieke Schoolvereeniging behoeft
voor de scholen voor gewoon lager onderwijs geen vergoeding ex
artikel 101 bis te worden toegekend,omdat aan deze scholen het
vakonderwijs geheel is afgeschaft.
Uit den bij de stukken overgelegden staat zal U blijken,op
welke wijze ons College is gekomen tot de bedragen,welke
het U voorstelt als vergoeding voor vakonderwijs over 1939
aan do bijzondere schoolbesturen toe te kennen. In dezen
staat zijn tevens opgenomen de voorschotten op deze vergoe
ding, welke ingevolge artikel 101 bis,7a lid, dor wot bij Uw
besluit dd. 15 Maart 1939,no.62R/52 aan deze schoolbesturen
zijn toe gekend,alsmede de bedragen,welke thans moeten worden
teruggestort of nog moeten worden uitgekeerd.
Op grond van het vorenstaande geven wij U in overweging te
besluiten:
A. de vergoeding ex artikel 101 bis,derde lid, der Lager-on-
derwijswet 1920 over het jaar 1939 vast te steils n als volgt:
I. voor het bestuur der R„K„ Schoolvereeniging,alhierten behoe
ve van de school voor uitgebreid lager onderwijs op f.1119.57;
II. voor het bestuur van het Sint Lucia Gesticht te Rotterdam:
a. ten behoeve van de scholen voor gewoon lager onderwijs op
f.30.80;
b. ten behoeve van de school voor uitgebreid lager onderwijs
op f.847.04;
III. voor hot bestuur der Veroeniging voor Christelijk School
onderwijs alhier:
a. ten behoeve van de scholen voor gewoon lager onderwijs op
f.364.-;
b. ten behoeve van de scholen voor uitgebreid lager onderwijs
op f.3951o29;
"IV"