XII. 161—164. 1940. INKOMSTEN. 161 8o opcenten op de hoofdsom der belasting op de gebouwde eigendommen: a. betreffende het op het dienstjaar betrekking hebbende belastingjaar 132.000, b. betreffende het vorige belastingjaarmemorie 132.000,— Zie volgno. 162. In overeenstemming met den Inspecteur der Directe Belastingen wordt geraamd 132.000,—. 162 20 opcenten op de hoofdsom der belasting op de ongebouwde eigendommen: a. betreffende het op het dienstjaar betrekking hebbende belastingjaar 1.600, b. betreffende het vorige belastingjaar memorie 1.600,— De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit d.d. 30 November 1920, goedgekeurd bij Koninklijk besluit d.d. 19 Januari 1921. (Voor onbepaalden tijd goedgekeurd.) De onder dit volgnummer en 161 vermelde ontvangsten zijn geraamd in overeen stemming met den Inspecteur der Directe Belastingen. Omtrent de onder b van deze beide posten genoemde inkomsten geldt hetzelfde als bij volgno. 160 is medegedeeld. 163 Uitkeering van het Rijk wegens 20 der hoofdsom van de personeele belasting naar den eersten, tweeden en derden grondslag: a. betreffende het op het dienstjaar betrekking hebbende belastingjaar 43.000, b. betreffende het vorige belastingjaar memorie 43.000,— Zie toelichting bij volgno. 164. 164 Uitkeering van het Rijk wegens hoofdsom van de personeele belasting naar den vierden tot en met den zevenden grondslag: a. betreffende het op het dienstjaar betrekking hebbende belastingjaar f 15.800, b. betreffende het vorige belastingjaar memorie 15.800,— Bij raadsbesluit d.d. 15 Juli 1930 is de gemeente voor de heffing van de beide eerste grondslagen voor de Personeele Belasting ingedeeld in de 5e klasse. Dit besluit is goed gekeurd bij Koninklijk besluit d.d. 28 Augustus 1930, no. 80. Bij raadsbesluit d.d. 15 Juli 1930, goedgekeurd bij Koninklijk besluit d.d. 28 Augustus 1930, no. 80, en bij raadsbesluit d.d. 28 December 1933, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 26 Januari 1934, no. 195, zijn enkele belastingbedragen, genoemd in de wet op de Personeele Belasting, gewijzigd. Bij raadsbesluit d.d. 28 December 1933, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 26 Januari 1934, no. 195, zijn de perceelen of gedeelten daarvan, waarin uitsluitend het bedrijf van houder van een koffiehuis, restaurant enz. wordt uitgeoefend, gelijkgesteld met de perceelen, genoemd in art. 11, 3, le lid, letter a, der wet op de Personeele Belasting 1896. Van de inkomsten der gemeente uit de Personeele Belasting moet eveneens een belangrijk deel in het Werkloosheidssubsidiefonds worden gestort. 80 van de hoofdsom dier belasting naar den eersten, tweeden en derden grondslag wordt naar het fonds overgeheveld. De opbrengst van 20 van de hoofdsom naar den eersten, tweeden en derden grondslag wordt voor 1940, in overeenstemming met den Inspecteur der Directe Belastingen ge raamd op ƒ43.000,de totale hoofdsom naar den vierden tot en met den zevenden grondslag op ƒ15.800, Omtrent de onder b van deze beide posten genoemde inkomsten geldt hetzelfde als bij volgno. 160 is medegedeeld. 36 XII. 165—168. 1940. INKOMSTEN. 165 150220 opcenten op de hoofdsom der personeele belasting: a. betreffende het op het dienstjaar betrekking hebbende belastingjaar 452.000, b. betreffende het vorige belastingjaar memorie 452.000,— Krachtens raadsbesluit van 7 Juni 1939 (Gemeenteblad no. 19 van 1939), goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 15 Juli 1939, no. 3, worden geheven 150220 opcenten. De opbrengst van deze opcenten, neerkomende op een gemiddelde van ongeveer 200, wordt voor 1940 in overeenstemming met den Inspecteur der Directe Belastingen ge raamd op 452.000, Zie volgno. 164. Omtrent de onder b van dezen post genoemde ontvangsten geldt hetzelfde als bij volgno. 160 is medegedeeld. 166 Uitkeering van het Rijk wegens 48 opcenten op de hoofdsom der dividend- en tantième-belasting f 40.000, Op dezen post werd de laatste jaren ontvangen: 193 555.350,35 193 6-38.020,85 193 7-33.433,40 193 8-46.355,84 1939 tot medio October - 29.318,28. Uit vorenstaande cijfers blijkt, dat de raming van deze inkomsten moeilijk is te bepalen. In overleg met den Inspecteur der Directe Belastingen wordt voor 1940 wederom 40.000 geraamd. 167 38 opcenten op de hoofdsom der vermogensbelasting: a. betreffende het in het dienstjaar aanvangende belastingjaar31.450, b. betreffende het in het dienstjaar eindigende belastingjaar - 5.550, 37.000,— De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 15 Juli 1930, goedgekeurd bij Koninklijk besluit d.d. 18 Augustus 1930, no. 3. Echter zullen de bij dit raadsbesluit bepaalde 50 op centen gedurende de werking van art. 6, 2e lid, sub c, van de Werkloosheidssubsidie-wet tot 40 beperkt blijven. Bij de wet van 11 September 1938, Staatsblad no. 402, tot wijziging van laatstgenoemde wet, is dit aantal met ingang van het belastingjaar 1937/'38 ge bracht op 38. Er zullen dus met ingang van genoemd belastingjaar 12 opcenten door het Rijk wor den geheven ten bate van het Werkloosheidssubsidiefonds. De opbrengst van 38 opcenten is in overeenstemming met den Inspecteur der Directe Belastingen voor 1939,'40 geraamd op 37.000,voor 1939 '40 is voor 38 opcenten eveneens ƒ37.000,geraamd. De splitsing van deze ontvangst sub a (85 van 37.000,en b (15 van 37.000, houdt verband met de door het Rijk vastgestelde uitkeeringsvoorschriften. 168 75 opcenten op de hoofdsom der gemeentefonds-belasting: a. betreffende het in het dienstjaar aanvangende belastingjaar262.666, b. betreffende het in het dienstjaar eindigende belastingjaar - 134.000, 396.666,— Bij raadsbesluit d.d. 6 Februari 1936, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 28 Aug. 1936, no. 34, is de gemeente geplaatst in de 3e klasse der Gemeentefonds-belasting en bij raadsbesluit d.d. 1 Februari 1939, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 15 Juli 1939, no. 3, is besloten tot bestendiging van de heffing van 75 opcenten op de hoofdsom dier belasting voor het belastingjaar 1939/ '40. Bij raadsbesluit d.d. heden is wederom be sloten tot heffing van 75 opcenten voor het belastingjaar 1940 '41, op welk besluit Ko ninklijke goedkeuring is gevraagd. De opbrengst van 75 opcenten in de 3e klasse wordt voor het belastingjaar 1939/'40 37

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1940 | | pagina 88