ff.
lè
1:
"'J
i
I «1
t
f t
I
Will, 6. 412—419.
1946.
UITGAVEN.
School no. 1
1 hoofd
1 onderwijzeres
1 kweekeling met akte
School no. 2:
1 hoofd
1 onderwijzeres
1 kweekeling met akte
School no. 3:
1 hoofd
1 onderwijzeres
1 kweekeling met akte
School no. 4:
1 hoofd
1 onderwijzeres
1 kweekeling met akte
School no. 5:
1 hoofd
1 onderwijzeres
1 kweekeling met akte
School no. 6:
1 hoofd
1 onderwijzeres
2 kweekelingen met akte
1.819,-
1.345,-
1.200,-
1.559,-
1.321,-
1.200,-
1.753,-
1.194,-
1.200,-
1.819,-
1.194,-
1.200,-
1.819,-
1.186,-
2.400,-
159,-
117,-
139,-
115,-
153,-
104,-
159,-
104,-
159,-
104,-
Totaal
2 oppassters (ƒ735,h/691,
tijdelijke vervanging van personeel
2.022,-
- 1.462,-
- 1.200,-
- 1.978,-
- 1.462,-
- 1.200,-
- 1.698,-
- 1.436,-
- 1.200,-
- 1.906,-
- 1.298,-
- 1.200,-
- 1.978,-
- 1.298,-
- 1.200,-
- 1.978,-
- 1.290,-
- 2.400,-
28.206,-
- 1.426,-
368,-
In totaal te ramen.
30.000,—
413
414
415
Kosten van het instandhouden van schoolgebouwen
V.g. volgnos. 74 en 172 begrooting gemeentewerken.
1.674,-
Onderhouden van schoolmeubelen
V.g. volgnos. 75 en 173 begrooting gemeentewerken.
Aanschaffen en onderhouden van schoolboeken, leermiddelen en schoolbehoeften
Voor leermiddelen enz. wordt geraamd ƒ1,per leerling.
416 Kosten van advertentiën
864,-
900,-
1 II
r\ ij
0 II
Advertentiekosten betreffende het openbaar voorbereidend lager onderwijs worden uit
dezen post bestreden.
417
418
419
Verlichting, verwarming en schoonhouden van schoolgebouwen
V.g. volgnos. 76 en 174 begrooting gemeentewerken.
In verband met eventueele vacatures wordt 10,geraamd.
6.840-
Teruggaaf van schoolgelden
Voor eventueele teruggaaf van reeds betaalde schoolgelden.
10,-
15,—
SU i
74
VIII, 6, 7. 424—428.
1946.
UITGAVEN.
424 Bijdrage aan Hoofdstuk VIII, 6 van den kapitaaldienst 1.491,
Zie bijlage no. V.
425 Bijdrage aan Hoofdstuk XV van den kapitaaldienst 514,08
Zie bijlage no. VI.
7. Bijzonder gewoon lager onderwijs.
426 Uitkeering aan gemeenten ingevolge art. 86 der Lager-onderwijswet ig20 900,
Met een raming van ƒ900,kan worden volstaan.
427 Vergoeding aan schoolbesturen als bedoeld in art. ioibis der Lager-onderwijswet 1920 f 10.500,—
Ingevolge art. lOlbis der Lager-onderwijswet 1920 moet elke gemeente, die ten behoeve
van een of meer openbare scholen vakonderwijzers heeft aangesteld, jaarlijks aan de be
sturen der bijzondere scholen met vakonderwijs een vergoeding voor dat onderwijs toe
kennen, welke per leerling bedraagt het gemiddelde kostenbedrag per leerling van het
openbare vakonderwijs over het afgeloopen jaar. Het vakonderwijs in de lichamelijke oefe
ning aan de scholen voor het openbaar gewoon lager onderwijs zal weder worden inge
voerd, zoodat thans naast dat onderwijs ook vakonderwijs in de nuttige handwerken aan
de scholen voor openbaar voortgezet lager onderwijs wordt gegeven.
De besturen van de bijzondere scholen, die vakonderwijzers hebben aangesteld, kunnen
dus voor het voortgezet lager onderwijs aanspraak maken op een vergoeding vcor vak
onderwijs. Het 7e lid van art. 101 bis bepaalt, dat de gemeente op deze vergoeding een
voorschot kan verkenen.
Het kostenbedrag per leerling voor het voortgezet gewoon lager onderwijs over 1945
zal vermoedelijk 3,82 bedragen.
Geraamd wordt, dat in 1946 de volgende voorschotten aan de hierna genoemde school-
vereenigingen moeten worden uitgekeerd:
Voortgezet lager onderwijs
Schoolvereeniging
Aantal
Kosten
Voorschot
leerlingen
bedrag
1946
St. Lucia-Gesticht te Rotterdam
37
3,82
141,34
Vereeniging voor Chr. Schoolonderwijs
1377a
3,82
-
524,61
Ned. Hervormde Schoolvereeniging
637a
3,82
-
243,21
Leeuwarder Schoolvereeniging
147a
3,82
-
54,75
Vereeniging tot stichting en instandh. van
scholen m. d. Bijbel, te Huizum
79
3,82
-
301,78
Schoolstichting „St. Joannes de Dooper"
te Huizum
13
3,82
-
49,66
Totaal
1.315,35
Zie volgno. 439.
Wegens kosten van het vakonderwijs in de lichamelijke oefening wordt op dit volg
nummer geraamd 10 500,
428 Vergoeding van de kosten van instandhouding van bijzondere scholen, bedoeld in art. 101
der Lager-onderwijswet 192051.666,56
Ingevolge art. 55bis der L.O.-wet moet jaarlijks bij het vaststellen van de gemeente-
begrooting door den Raad het bedrag worden bepaald, dat per leerling voor de openbare
scholen voor l.o., v.l.o. en u.l.o. in het komende jaar wordt beschikbaar gesteld ter bestrijding
van de kosten, bedoeld in art. 55, onder e tot en met h en 0, alsmede die van instandhouding.
Naar dat bedrag per leerling moet jaarlijks op verzoek van het schoolbestuur een voorschot
op de vergoeding voor de bijzondere school verleend worden van 100 berekend over het
getal leerlingen in het afgeloopen jaar.
Aan de hand van de thans bekende gegevens moeten die voorschotten voor het bijzonder
lager onderwijs als volgt worden geraamd:
75