Bijlage tot het verslag der handelingen van den Gemeenteraad
Y§2_£ê®uwarderM94§.BIJLAGE N0_._28.
b. ten behoeve van het voortgezet gewoon lager onderwijs
19 2/3 x f. 18,40 ff 361,87;
VI. aan het bestuur der Vereeniging Leeuwarder Park
herstellingsoord, alhier?
a, ten behoéve van het gewoon lager onderwijs 44 x f.13,53
f. 595,32;
b. ten behoeve van het voortgezet gewoon lager onderwijs
2 x f. 18,40 f. 36,80;
VII. aan het bestuur dor Vereeniging tot stichting en
instandhouding van soholen met den Bijbel te Huizum:
a. ten behoeve van het gewoon lager onderwijs 524 2/3 x
x f. 13,53 f. 7098,74;
b. ten behoeve van hét voortgezet gewoon lager onderwijs
60 x f. 18,40 f. 1104,--;
VIII. aan het bestuur der Schoolstichting "Sint Joannes
de Dooper" te Huizum:
a. ten behoeve van het gewoon lager onderwijs 302 1/3 x
x f. 13,53 f. 4090,57;
b. ten behoeve van het voortgezet gewoon lager onderwijs
12 2/3 x f. 18,40 f. 233,07;
IX. aan het Roomsch Katholiek Kerkbestuur te Wijtgaard:
a. ten behoeve van het gewoon lager onderwijs 61 2/3 x
x f. 13,53 f. 834,35;
b. ten behoeve van het voortgezet gewoon lager onderwijs
15 1/3 x f. 18,40 f. 282,13;
X. aan het bestuur der Vereeniging tot bevordering van
Christelijk Nationaal Schoolonderwijs te Wirdum:
a. ten "behoeve van het gewoon lager onderwijs 108 1/3 x
x f. 13,53 f. 1465,75;
b. ten behoeve van het voortgezet gewoon lager onderwijs
12 1/3 x f. 18,40 f. 226,93.
Leeuwarden, 14 Maart 1946.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. ALGBRA ,wnd. Burgemeester.-
T. BAKKER ,1.-Secretaris.
Verzonden, 23 Maart 1946.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
v§n_Leeuvyarden_ 1946.?IJLAGE_N0_. 29
BIJLAGE NO. 29.
Aan den Gemeenteraad,
Ingevolge artikel 101 bis der Lage 1-onderwijswet 1920
moet een gemeente, die ten behoeve van een of meer openbare
scholen vakonderwijzers heeft aangesteld, jaarlijks vóór 1
April vaststellen, hoe groot het gemiddelde bedrag is gewwest,
dat in het voorafgaande kalenderjaar per leerling aan die
school of scholen aan belooning van vakonderwijzers is uitge
geven, zulks afzonderlijk voor de scholen voor gewoon, voor
voortgezet gewoon en voor uitgebreid lager onderwijs. Deze be
looning wordt volgens het vijfde lid van artikel 101 bis be
rekend met inbegrip van de niet op de vakonderwijzers verhaal
bare pensioensbijdragen, terwijl voor de vaststelling van het
aantal leerlingen de wijze van tellen wordt gevolgd, aange
geven in artikel 28, zesde en zevende lid, der wet.
Aan de openbare scholen voor gewoon lager onderwijs,
waren in 1945 geen vakonderwijzers werkzaam; deze scholen
blijven bij bedoelde berekening derhalve buiten beschouwing.
Blijkens de bij de stukken overgelegde berekening, is
in 1945 aan belüboning van vakonderwijzers uitgegeven aan de
scholen voor openbaar voortgezet gewoon lager onderwijs
f. 1778.09 en aan de scholen voor openbaar uitgebreid lager
onderwijs f. 12795.01 Het gemiddelde aantal leerlingen be
droeg respectievelijk 5©1 en 862 1/3. Mitsdien kan het kosten-
bedrag per leerling over 1945 aan de scholen voor openbaar
voortgezet gewoon lager onderwijs worden vastgesteld op
f. 1778.09 501 f. 3^55 en aan de scholen voor openbaar
uitgebreid lager onderwijs op f. 1 2795,01 862 1/3 f. 14.84
Krachtens het. tweede lid van artikel 101 bis der wet
kunnen de schoolbesturen voor belooning van vakonderwijzers
over het loopende jaar in rekening brengenten hoogste een ge
lijk bedrag per leerling als de gemeente hiervoor in het afgeloo-
pen jaar heeft uitgegeven, terwijl voorts het zevende lid van
dit artikel bepaalt, dat de Gemeenteraad, op verzoek van de
schoolbesturen en onder voldoende borgstelling, een voorschot
op deze vergoeding moet verleenen ten bedrage van de som, waar
op volgens het tweede lid aanspraak kan worden gemaakt. De-
xe som wordt gevonden door de bovenvermelde bedragen per leer
ling te vermenigvuldigen met het hiervoor in aanmerking ko
mende aantal leerlingen der bijzonderescholenArtikel 17,
tweede lid van het Koninklijk Besluit van 26 November 1937
(Staatsblad no. 375) bepaalt, dat uitbetaling van dit voorschot
moet geschieden elke drie maanden, telkens voor een vierde ge
deelte
De van de schoolbesturen ontvangen aanvragen voldoen aan
de wettelijke voorschriften, terwijl voorts is gebleken, dat
voldoende borgstelling wordt gegeven.
Op grond van het vorenstaande geven wij U in overweging
te besluiten:
A. het gemiddelde bedrag, dat in het jaar 1945 per leerling
is uitgegeven aan belooning van vakonderwijzers der ogenbare
scholen, krachtens het bepaalde in artikel 101 bis, 1 en 5 lid
der Lager-onderwijswet 1920, vast te stellen op f. 3,55 voor
het voortgezet gewoon lager onderwijs en op f. 14,84 voor het
uitgebreid lager onderwijs;
B. op de vergoeding, bedoeld in artikel 101 bis, tweede lid,
van vorengenoemde wet voor het jaar 1946 de navolgende voorschot
ten te verleenen