tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1946. BIJLAGE NO. 100. zich zelf nog niet een behoorlijke verzorging van een pleeg kind. Wat de in artikel 1 gestelde leeftijdsgrens van 16 jaar betreft, moge worden opgemerkt, dat hier gevolgd is de grens, opgenomen in het Rapport in zake de ongecontroleerde Kinder-' tehuizen, in April 1934 uitgebracht door een speciaal daartoe door de Nederlandsche Vereeniging voor Armenzorg en Weldadig heid in samenwerking met den Nederlandschen Bond tot Kinder bescherming in het leven geroepen Commissie. Deze grens is mede aanvaard in tal van andere plaatselijke regelingen. En kele gemeentelijke verordeningen hebben een lagere leeftijds grens gesteld o.a. van 12 en 13 jaren. Het oog gevestigd hou dend op het groote belang, dat hier beschermd moet worden, schijnt het echter wenschelijk die leeftijdsgrens hooger te stellen. ad artikel 2. Dit artikel brengt sub a het repressieve karakter der verordening tot uitdrukking. ad artikel 4. Ten einde niet te treden in de bevoegdheden van an dere, officieele instanties dan wel om zich niet te mengen in de huishoudingen van die instellingen en gezinnen, waarbinnen -naar verwacht mag worden- de belangen van pleegkinderen vei lig zijn, zijn in artikel 4 eenige gevallen genoemd, ten aan zien waarvan de artikelen 2 en 3 der verordening buiten toe passing blijven. In de hier genoemde gevallen kunnen Burge meester en Wethouders en de controleerende ambtenaren derhalve niet zelf-handelend optreden. Wanneer echter Burgemeester en Wethouders en de Politie kennis mochten krijgen van concrete gevallen van verwaarloozing van pleegkinderen, vallende buiten de werking van de artikelen 2 en 3, dan zullen zij uiteraard de belanghebbende instanties onmiddellijk kunnen waarschuwen. Gelet op het vorenstaande geven wij U in overweging over te gaan tot vaststelling van de in ontwerp hieronder afgedrukte verordening. Leeuwarden, 1 November 1946. De Voorzitter der Commissie voor de Strafverordeningen, A.A.M.VAN DER MEULEN. ONTWERP. VERORDENING betreffende het opnemen en houden van pleegkinderen. Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: "pleegkind": een kind beneden den leeftijd van zestien jaren, dat bij der den -anderen dan ouders of voogden- inwoning, kost en verple ging geniet; "pleegouders": hoofden van gezinnen of afzonderlijk levende personen, die in hunne woningen of ondernemers en beheerders, die in hunne inrichtingen één of meer pleegkinderen opnemen of hebben opgenomen. Art. 2. Het is verboden: a. aan hen, die naar het hun schriftelijk medegedeelde oordeel van Burgemeester en Wethouders niet geschikt zijn, om als pleegouders op te treden, een pleegkind op te nemen of te hebben b. in een woning of inrichting meer of andere pleegkinderen op "te" f—ft* Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1946. BIJLAGE NO.100. te nemen of te hebben dan Burgemeester en Wethouders voor de betrokken woning of inrichting hebben bepaald. Art. 3- 1. Pleegouders zijn verplicht: a. de pleegkinderen op eerste aanvrage van de daartoe aan- gewezen ambtenaren van de gemeente-politie en van den gemeentelijken geneeskundigen dienst of van de nader door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen gemeente ambtenaren te vertoonen; b. toe te laten, dat een pleegkind door een nader door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen ambtenaar van den gemeentelijken geneeskundigen dienst of andere des kundige wordt onderzocht, wanneer Burgemeester en Wet houders dit schriftelijk van hen vorderen; c. te allen tijde aan de sub a en b genoemde ambtenaren en personen de door dezen gewenschte inlichtingen, be treffende alles, wat met de pleegkinderen en hunne ver zorging in verband staat, te verstrekken. 2. Pleegouders en hunne huisgenooten zijn verplicht zich aan een geneeskundig onderzoek, als bedoeld in lid 1 sub b, van dit artikel te onderwerpen, wanneer Burgemeester en Wethouders dit schriftelijk van hen vorderen. Art. 4* Het bepaalde in de artikelen 2 en 3 is niet van toepas sing ten aanzien van pleegkinderen: a. gesteld ter beschikking van de Regeering; ]3. toevertrouwd aan de zorg van den Voogdijraad; c. over wie de voogdij is opgedragen aan éen der in artikel 421 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde vereenigingen, stichtingen of instellingen van weldadigheid; d. verpleegd in gestichten of inrichtingen, welke worden be heerd door een instelling van weldadigheid, voorkomende op de in artikel 3 der Armenwet bedoelde lijst, voor zoo ver die instellingen vallen onder de onderscheidingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder letter a en b dier wet e_. verpleegd in gestichten of inrichtingen, ten aanzien waar van door Burgemeester en Wethouders is verklaard, dat de bepalingen van de artikelen 2 en 3 dezer verordening niet van toepassing zijn op aldaar verpleegde kinderen; f. afstammende van de pleegouders. Art. 5. Overtreding van het bepaalde in de artikelen 2 en 3 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twintig dagen of geld boete van ten hoogste honderd gulden. Art. 6. De ambtenaren van de gemeente-politie zijn belast met de opsporing van de overtredingen dezer verordening. Hun wordt de last verstrekt om tot dat einde te allen tijde ondanks den wil van de bewoners of beheerders woningen en inrichtingen en hare aanhorigheden binnen te treden met inachtneming van de bepalingen der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad no.83). Verzonden 2 November 1946.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1946 | | pagina 320