1946.
VIII, 2. 77—83. INKOMSTEN.
77 Vergoeding van het Rijk326.386,—
a. krachtens art. 56 der Lager-onderwijswet 1920 326.386,
b. krachtens art. 196, zevende lid, der Lager-onderwijswet 1920 nihil
De vergoeding van het Rijk van de jaarwedden van het onderwijzend personeel wordt
in den loop van het dienstjaar bij voorschot uitgekeerd. Dit voorschot wordt bepaald
naar het bedrag der jaarwedden van de op 1 Januari in dienst zijnde vaste leerkrachten,
terwijl de verrekening van de vergoeding betreffende mutaties in het vaste personeel en
de tijdelijke onderwijzers steeds plaats vindt bij de definitieve afrekening
over eenig dienstjaar. Deze afrekening vindt als regel plaats na 30 Juni, zoodat de eventueel
over een bepaald jaar te weinig genoten vergoeding niet meer aan het desbetreffende
dienstjaar ten goede kan komen. In verband met deze omstandigheid wordt het wenschelijk
geacht op volgnummer 80, waarop de over een vorig jaar te weinig genoten vergoeding
wordt geboekt, een bedrag uit te trekken. Zie de toelichting bij dien post.
78 Bijdragen van andere gemeenten inzake het openbaar gewoon lager onderwijs710,
Met ingang van 1 Januari 1942 is een nieuwe verordening, houdende voorwaarden, waarop
leerlingen uit andere gemeenten kunnen worden toegelaten tot de scholen voor openbaar
gewoon, uitgebreid en buitengewoon lager onderwijs, in werking getreden.
De door de buitengemeenten te betalen bijdrage per leerling wordt voortaan berekend
naar de volgende grondslagen:
a. de kosten per leerling, vastgesteld volgens art. 55 bis der Lager-onderwijswet 1920;
b. het kostenbedrag per leerling, bedoeld in art. 101 bis van genoemde wet;
c. een bedrag, uitmakende 5 van de geschatte waarde der terreinen en gebouwen, met
inbegrip van de schoolmeubelen, te deelen door het aantal leerlingen der school in het
afgeloopen jaar.
In verband met het vorenstaande worden de bijdragen sub a en b voor 1946 (over het
kalenderjaar 1945) geraamd op 75,en de bijdragen sub c op 600,Bovendien wordt
35,geraamd voor leerlingen uit Tietjerksteradeel, die scholen in Huizum bezoeken.
In totaal kan dus op dezen post ƒ710,worden uitgetrokken.
80 Ontvangst wegens over een vorigen dienst te weinig genoten vergoeding van het Rijk krach
tens artikel 56 der Lager-onderwijswet 19209.614,
De te weinig genoten vergoeding over een vorigen dienst heeft als regel betrekking
op de mutaties in het vaste onderwijzend personeel en de tijdelijke leerkrachten. Ver
wacht wordt, dat in 1946 de afrekening over 1945 zal plaats vinden. Het is evenwel nog
niet te bepalen hoe groot het bedrag der afrekening zal zijn, waarom voorloopig een ont
vangst wordt geraamd, gelijk aan de geraamde bezoldiging van tijdelijke onderwijzers
over 1945.
Zie ook de toelichting bij volgno. 77.
81 Restitutie door het Rijk wegens over een vorigen dienst te veel ingehouden of in rekening
gebrachte pensioensbijdragen der onderwijzersmemorie
Niet bekend is of restitutie zal plaats hebben.
82 Opbrengst van verkochte werkstukkengemaakt bij het handwerk-onderwijs memorie
Voor 1946 voor memorie uitgetrokken.
83 Ontvangen ziekengelden memorie
Deze post wordt pro memorie geraamd.
18
VIII, 2 A, 4. 84—95.
2 A. Openbaar voortgezet gewoon lager onderwijs.
1946.
INKOMSTEN.
,34 Schoolgelden4.000,
Zie de toelichting bij volgno. 76.
85 Vergoeding van het Rijk krachtens artikel 56 der Lager-ondenvijswet 1920 59.017,
Zie de toelichting bij volgnummer 77.
Onder volgnummer 366 der uitgaven is ƒ59.017,wegens jaarwedden aan vast onder
wijzend personeel uitgetrokken, welke voor Rijksvergoeding in aanmerking komen.
36 Ontvangst wegens over een vorigen dienst te weinig genoten vergoeding van het Rijk krach
tens artikel 56 der Lager-Onderwijswet 1920 2.168,
Zie de toelichting bij volgnummer 77 en 80.
8 Opbrengst van verkochte werkstukken, gemaakt bij het handwer konder wijsmemorie
De mogelijkheid van een ontvangst doet dezen post pro memorie ramen.
4. Openbaar uitgebreid lager onderwijs.
59 Schoolgelden8.700,
Zie de toelichting bij volgno. 76.
0 Vergoeding van het Rijk113.233,
a. krachtens art. 56 der Lager-onderwijswet 1920 113.233,
b. krachtens art. 196, zevende lid, der Lager-onderwijswet 1920 -
Zie de toelichting bij volgnummers 77 en 80.
Onder volgnummer 379 der uitgaven is 113.233,- wegens jaarwedden van vast onder
wijzend personeel uitgetrokken, welke voor Rijksvergoeding in aanmerking komen.
Bijdragen van andere gemeenten inzake het openbaar uitgebreid lager onderwijs3.950,
Zie de toelichting bij volgnummer 78.
De bijdragen van de buitengemeenten worden geraamd op 3.600,voor leerlingen
op school no. 4 en op 350,voor die op school no. 22.
Opbrengst van verkochte werkstukken, gemaakt bij het handwer konderwij s 20,
Voor 1946 geraamd op 20,
94 Restitutie door het Rijk wegens over een vorigen dienst te veel ingehouden of in rekening ge
brachte pensioensbijdragen der onderwijzersmemorie
Niet bekend is of restitutie zal plaats hebben.
95 Ontvangst wegens over een vorigen dienst te weinig genoten vergoeding van het Rijk krach
tens art. 56 der L.O.-wet 1920 1.096,
Zie de toelichting bij volgno. 77 en 80.
In 1945 wordt wegens bezoldiging van tijdelijk personeel 1096,- geraamd, op welk
bedrag deze post wordt uitgetrokken.
19