I
-4
231
II. 230—233.
worden berekend, voorzoover zij in het algemeen hun grond vinden in vóór 1 Juli 1922
doorgebrachten diensttijd, naar de bepalingen der vervallen Pensioenwet voor de
Gemeente-ambtenaren 1913 en, voorzoover zij hun grond vinden in den lateren diensttijd,
naar de bepalingen der thans geldende Pensioenwet 1922.
In totaal wordt geraamd een bedrag van 113.220,hetwelk over verschillende hoofd
stukken wordt verdeeld.
Bijdragen voor inkoop van pensioeningevolge de artikelen 43 en 63 der Pensioenwet
voor de gemeente-ambtenaren 1913, juncto artikel 173, IIIc der Pensioenwet 1922
In totaal is geraamd 875,66, te verdeelen over verschillende hoofdstukken.
Artikel 173, IIIc der Pensioenwet 1922 laat de artikelen 43 en 63 der thans vervallen
Pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913 van kracht blijven ten opzichte van de
bijdragen voor inkoop van diensttijd voor pensioen van de op 1 Juli 1922 reeds gedeeltelijk
op den voet dier bepalingen ingekochte diensten.
Genoemd artikel 43 bepaalt de te betalen bijdrage voor inkoop van tijdelijken diensttijd
onder de werking van de wet van 1913. Over het dienstjaar 1946 is zoodanige bijdrage
niet verschuldigd.
De bijdrage, bedoeld in artikel 63, betreft den inkoop van diensttijd vóór 1 October 1913
en wordt betaald in 40 annuïteiten, berekend naar een rentevoet van 31/2 ten honderd,
te storten op 31 December. Deze annuïteiten, bedragende 875,66, loopen tot
en met 1954.
1946.
UITGAVE}
232 Pensioenen
Deze post is als volgt samengesteld:
Hoofdstuk II:
pensioen van een weduwe van een overleden wethouder, voor zich
en haar minderjarig kind (wed. O. F. de Vries)945,
pensioen van een oud-wethouder (J. de Boer) van 1 Mei 1944 af - 1.900,
pensioen van een oud-wethouder (G. Botke) van 15 April 1945 af - 1.770,
4.615,-1
4.615
Bovengenoemde bedragen zijn toegekend ingevolge de bepalingen der ver
ordening, vastgesteld bij raadsbesluit dd. 18 November 1930, gewijzigd bij
raadsbesluit dd. 24 September 1936 (Gemeenteblad no. 37/1936).
Hoofdstuk III:
pensioen van een gewezen majoor van politie (C. Kool) - 3.000,
Dit pensioen is toegekend bij besluit van den Secretaris-Generaal van het
Departement van Binnenlandsche Zaken dd. 17 November 1943, no. 4800,
afd. P. en W. (ƒ5663,per jaar van 15 October 194315 Januari 1944;
ƒ3.000,per jaar van 15 Januari 19446 Maart 1953).
Hoofdstuk VIII, 2:
pensioen van een oud-schoolschoonmaakster (wed. E. HavenZwolsman) -
Hoofdstuk VIII, 13:
pensioen van een oud-leerares aan de Meisjes H.B.S. (L. G. Reddingius).
Deze pensioenen zijn toegekend op grond van de gemeentelijke pensioen
verordening (Gemeenteblad no. 2/1910).
66,—
400,—
Totaal8.081,
De pensioenen, vermeld onder Hoofdstuk VIII, 2 en 13, worden aangevuld met de
onder volgno. 235 uitgetrokken gratificaties.
233 Bijdragen voor eigen en weduwen- en wee zenpensioen ingevolge artikel 36 der Pensioenwet
1922 Staatsblad no. 24066.006-
De krachtens artikel 36 der Pensioenwet 1922 aan het Algemeen Burgerlijk Pensioen
fonds te betalen bijdragen bedragen jaarlijks:
46
1946.
II 233—235. UITGAVEN
a. voor het ambtenarenpensioen 10 van het gemiddelde van de gezamenlijke pensioens
grondslagen op 15 Maart en 15 September der op die tijdstippen in dienst zijnde
ambtenaren; uit de toelichting op volgno. 230 blijkt, dat deze bijdragen niet zijn ver
schuldigd voor de op 1 Mei 1913 reeds in dienst dezer gemeente zijnde ambtenaren;
b. voor het weduwen- en weezenpensioen 5 1/2% van het gemiddelde van de gezamenlijke
pensioensgrondslagen der op evengenoemde data in dienst zijnde ambtenaren.
Ingevolge 16 der Wet van 29 November 1935, (Staatsblad no. 685) tot verlaging
van de openbare uitgaven (ingevolge K. B. van 16 December 1935, Staatsblad no. 706,
in werking getreden op 1 Januari 1936) wordt het totaal der bijdragen, bedoeld in artikel 36,
ec ste lid, onder a en b gedurende het tijdvak van 1 Januari 19361 Januari 1941 ver
in tderd met 1 van het gemiddelde der gezamenlijke pensioensgrondslagen op 15 Maart
en 15 September. De geldigheidsduur van deze bepaling is verlengd tot 1 Januari 1946.
Vc rondersteld wordt, dat deze termijn nogmaals verlengd zal worden.
De raming is geschied naar de laatst bekende totaalsom der pensioensgrondslagen.
/oor de onderwijzers bij het openbaar lager, het voortgezet lager en het uitgebreid lager
onderwijs, wier wedden door het Rijk aan de gemeente worden vergoed, is de gemeente
ge n pensioensbijdragen verschuldigd. Wel moet zij hare tusschenkomst verleenen tot
in ouding van pensioensbijdragen op de wedden van deze ambtenaren en het ingehouden
bc irag jaarlijks in 's Rijks kas storten.
In deze raming is hiervoor begrepen: Hoofdstuk VIII, 231.000,
Hoofdstuk VIII, 2 A- 5.600,—
Hoofdstuk VIII, 4 - 9.500,—
46.100,—
n ontvangst is een zelfde bedrag geraamd wegens verhaal van deze bijdragen. (Volgno. 9.)
n totaal is verschuldigd 313.680,verdeeld over verschillende hoofdstukken.
Bijdragen voor inkoop van pensioen ingevolge de artt. 40, 42a en 133 der Pensioenwet 1922
(S aatsblad no. 240708,70
n totaal geraamd op 2.794,95, te verdeelen over verschillende hoofdstukken.
Op grond van de artikelen 40, 42a en 134 der Pensioenwet 1922 kunnen tijdelijke dienst-
ti 1 en op wachtgeld doorgebrachte tijd voor pensioen worden ingekocht. De deswege
d ir de gemeente aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds verschuldigde bijdragen
w rden volgens bij Koninklijk besluit bepaalde tarieven vastgesteld door den Pensioen
ra d en betaald in 10 jaarlijksche termijnen, wat betreft die, bedoeld in de artikelen 40 en
41 1, en in 15 jaar wat aangaat die, bedoeld in artikel 135. Laatstgenoemd artikel betreft
al aen inkoop van diensttijd, bewezen vóór 1 Juli 1922.
De verruiming van de mogelijkheid tot inkoop van diensttijd door de wijziging van de
Pi ïsioenwet 1922 (Beschikking van den Secretaris-Generaal van het Departement van
Bi inenlandsche Zaken dd. 31 Januari 2 Februari 1942) zal voor de gemeente ook uitgaven
m debrengen, waarmede bij de raming rekening is gehouden.
iratificatiën en toelagen aan eervol ontslagen gemeente ambtenaren of aan weduwen van
ge; leenteambtenaren
)eze post is als volgt samengesteld:
Toofdstuk VI:
gratificatie aan de weduwe van een hulp-doodgraver
(wed. R. KooistraBrinkman)...^ 27,50
Toofdstuk VIII, 2:
gr .tificatie aan een oud-schoolschoonmaakster
(wed. E. HavenZwolsman).27,
gr tificatie aan een oud-onderwijzer in de lichamelijke oefening
F. J. Broersma), toegekend ingevolge raadsbesluit dd. 9 Novem
ber 1920 - 455,
482,—
Toofdstuk VIII, 13:
gratificatie aan een oud-leerares aan de Meisjes H.B.S. (L. G. Reddingius).- 160,
Totaal669,50
47