Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1947. BIJLAGE "NO. 59.
BIJLAGE HO. 59.
Aan den Gemeenteraad.
In Uwe vergadering van 27 November 19 46 werd om prae-
advies in onze handen gesteld een verzoekschrift van den
Voorzitter en de Secretaresse van de B.L.O. groep van de
Nederlandsche Onderwijzersvereenigingafdeeling Leeuwarden',
om wedertoekenning van een gemeentelijke toelage van f 200,-
aan het personeel, verbonden aan de school voor buitengewoon
lager onderwijs, met adhaesiebetuiging van het Bestuur van
genoemde afdeeling.
In 1929 besloot de Gemeenteraad de marge voor het onder
wijzend personeel aan de school voor buitengewoon lager on
derwijs van f 300,- op f 500,- te brengen, zulks in verband
met het bepaalde bij artikel 13 van het Koninklijk Beskuit
van 22 October 1923 (Staatsblad no. 489). Het in vorenver-
meld artikel genoemd bedrag, dat als minimum geldt, wordt
door het Rijk vergoed. Het maximum is evenwel niet bepaald,
zoodat de gemeente daarin geheel vrij is, evenwel met dien
verstande, dat het beven de genoemde f 300,- (thans f 270,-)
uitgaande bedrag geheel voor rekening der gemeente komt.
De door den gemeenteraad verhoogde marge is mitsdien
een onverplichte onderwijsuitgave. Aangezien Gedeputeerde
Staten tegen een dergelijke gemeentelijke uitgave bezwaar
maakten, is de bestaande verhooging met ingang van 1 Januari
1938 ingetrokken.
Alvorens ons standpunt omtrent de wederinvoering van
een verhoogde marge te bepalen, hebben wij de aangekondigde
salarisherziening afgewacht, welke intusschen op 12 April
j.l. is tot stand gekomen. Hierbij is de b.l.o.-marge vast
gesteld op f 400,- per jaar.
Op grond van de bijzondere inspanning, welke het buiten
gewoon lager onderwijs van het onderwijzend personeel vergt,
zijn wij van oordeel, dat een extra toelage aan dit personeel
alleszins gewettigd is. Mede in aanmerking genomen het vrij
behoorlijke peil, waarop thans de salarissen zijn gebracht,
achten wij het evenwel niet noodig, dat de rijkstoelage ad
f(400,- nog wordt verhoogd met een gemeentelijke toelage.
Hierdoor zouden de juiste verhoudingen der salarissen ten
opzichte van andere soorten van onderwijs in gevaar worden
gebracht, wat niet in overeenstemming met de bedoeling van
de nieuwe regeling zou zijn. Het is voorts nog zeer de
vraag, of deze onverplichte en door ons niet direct noodzake
lijk geoordeelde verhooging thans wel de goedkeuring van
hoogere instanties zal kunnen wegdragen.
Op grond van het vorenstaande hebben wij mitsdien de
eer U voor te stellen te besluiten:
op het verzoek van adressant-en tot verhooging van de
van Rijkswege vastgestelde b.l.o.-marge afwijzend te beschik
ken
Leeuwarden, 17 April 1947.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. VAN DER MEULENBurgemeester.
T. BAKKER Secretaris.
Verzonden 19 April 1947.