Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden, 1947. BIJLAGE HO. 112. ONTWERP.I DE RAaD DER GnMEENTE LEEUWARDEN; Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders; Gelet op de bepalingen der Woningwet;" BESLUIT: vast te stellen de navolgende verordening: Verordening houdende bebouwingsvoor schriften voor terreinen, gelegen ten Zuiden van de Oostervijver, ten Westen van de Jacob Binckesstraatten Noor den van het Noordvliet en ten Oosten van de Oostersingel. Artikel 1 Voor de aard van de bebouwing op en voor het gebruik van terreinen, gelegen ten Zuiden van de Oostervijver, ten Westen van de Jacob Binokesstraatten Noorden van het Noordvliet en ten Oosten van de Oostersingel, gelden de in de navolgende ar tikelen vervatte voorschriften. art2 De op de bij deze verordening behorende tekening in kleu ren aangegeven terreinen hebben de navolgende bestemming: a. de met bruine kleur aangegeven terreinen zijn bestemd om te worden bebouwd met gebouwen, ter zijde waarvan in het algemeen geen ruimte onbebouwd wordt gelaten; b. het met groen-arcering aangegeven terrein, is bestemd om te worden bebouwd met een kerk-, kantoor-, schoolgebouw of een ander naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders daarmede gelijk te stellen gebouw; c. het met bruine arcering aangegeven terrein is bestemd voor handel en industrie of voor uitbreiding van de achtererven van de percelen, gelegen aan de Oostersingel en het Noordvliet; d. de met licht-gele kleur aangegeven terreinen zijn bestemd voor de aanleg van straten; de met donker-gele kleur aangegeven terreinen zijn bestemd voor de aanleg van trottoirs; e. de met zwarte arcering aangegeven terreinen zijn bestemd voor de bouw van winkelhuizen. Art. 3. t1 De in artikel 2 sub a bedoelde gebo,uwen moeten zijn eengezinswoonhuizen, waarvan de breedte der gevels ten minste 5.15 m. en ten hoogste 6 m. bedraagt, de dakgoten ten minste 2,65 m. en ten hoogste 5.45 m. en de nokken van de daken ten min ste 7.65 m. en ten hoogste 9 m. boven de kruinen van de wegen üggsn 2. Het in artikel 2 sub b bedoelde gebouw moet, wat betreft plaats, vorm, uiterlijk en afmetingen, alsmede wat betreft de be planting van het bijbehorende onbebouwde terrein, voldoen aan nader door Burgemeester en Wethouders te stellen eisen. 3. De in artikel 2 sub c en e bedoelde bebouwing moet, wat be treft plaats, aard, afmeting, uiterlijk en bestemming, voldoen aan nader door Burgemeester en Wethouders vast te stellen eisen, meer in het bijzonder wat betreft de hoogten en dakhellingen der te stichten bebouwing. "Art. 4. Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden, 1947. BIJLAGE NO. 112, ONTWERP» I. Art4 1, Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het in artikel 2 sub a bepaalde voor niet over- bouwde stegen van ten hoogste 1.10 m. breedt, indien de aan deze stegen grenzende zijgevels, voorzover naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders nodig, als voorgevels worden afge- W0 2. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te ver lenen van het bepaalde in artikel 2 sub e, met dien verstande dat alsdan het bepaalde in artikel 2 sub a van toepassing wordt. Art c 5 Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te ver lenen van de in artikel 3 lid genoemde afmetingen en hoogten, mits de toestand ter plaatse dit wettigt en het karakter der bebouwing daardoor niet wordt aangetast, Art e 6 De grond, gelegen tussen de grenzen der .wegen en de voor- gevelrooilijnen. zomede de achter of naast de woningen gelegen, onbebouwd blijvende grond moet, waar gebouwen zijn opgericht en in gebruik genomen, als voortuin respectievelijk achtertuin of zijtuin worden gebezigd en als zodanig in ordelijke staat worden onderhouden, Art 5 7 o De in artikel 2 sub a bedoelde gebouwen mogen zonder toe stemming van Burgemeester en Wethouders niet voor winkels, werkplaatsen, bedrijven, neringen of opslagplaatsen worden inge richt of gebezigd. Art c 8 c Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, voor wat betreft het bouwen achter de achtergevelrooilijnen, vrijstelling te ver lenen voor: a. het optrekken van een aan een gebouw aansluitend bijgebouwtje, mits de hoogte daarvan, gemeten boven het aansluitende terrein, niet meer bedraagt dan 2,80 ma, de lengte, gemeten uit de achter gevel van het gebouw niet meer dan 2.50 m„ en de breedte niet meer dan 1/3 gedeelte van de breedte van het gebouw, gemeten langs de achtergevel; b. het optrekken van geheel vrijstaande schuurtjes achter de achtergevelrooilijnen, waarvan het grondvlak niet meer bedraagt dan 5 en de hoogte boven het aansluitende terrein niet meer dan 2,80 m, Art, 9» 1 de voortuinen moeten met lage hekwerken, met liguster hagen of met beide afgescheiden zijn van de openbare straat. Deze hekwerken of hagen mogen niet hoger zijn dan 1 m. 2, Waar de achter de woningen gelegen, onbebouwd blijvende ruim ten aan de voorgevelrooilijn grenzen, moet in die lijnen een voetmuurtje worden gebouwd ter hoogte van 0,80 m, waarboven een hekwerk tot een gezamenlijke hoogte van 2 m0 3, Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd van het in dit artikel bepaalde ontheffing te verlenen. "Art. 10"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1947 | | pagina 358