1947.
VI. 53. INKOMSTEN.
Brug-j kaai-, haven-, kraan-, sluis-, dok- en veergelden 29.527,
De raming op dezen post is als volgt te specificeeren
a. bruggelden
Bruggen
Ontvangsten
in 1945
1946 geduren
de le h. jaar
Harlingervaartsbrug
Prins Hendrikbrug
Wirdumerpoortsbrug
le Kanaalsbrug
2e Kanaalsbrug
Vrouwenpoortsbrug
Noorderbrug
Verversbrug
Oosterbrug
Vlietster- en Boomsbruggen
Totaal
3.205,85
2.929,20
2.561,18
2.674,02
2.831,85
941,15
1.073,50
882,58
798,54
17.897,87
1.429,30
1.224,33
1.045,80
1.170,52
1.259,05
404,75
469,65
3
326,92
250,14
7.580,46
Sedert de Hoeksterpoortsbrug in een vaste brug is veranderd, is de vaart door de
Verversbrug sterk verminderd. Deze brug wordt dan ook niet meer van gemeentewege
bediend, doch zoo noodig gedraaid door iemand, die in de onmiddellijke nabijheid woont
en daarvoor o.a. de opbrengst van het bruggeld mag behouden.
De bruggelden worden geheven krachtens verordening, vastgesteld bij besluit van 7 Juni
1945, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 1 Februari 1946, no. 5 (tot 1 Januari 1948).
b. kadegeld
De opbrengst over 1945 bedraagt 3.936,53, terwijl voor 1946 voorloopig 3.833,88
ten kohiere is gebracht.
Het kadegeld wordt geheven krachtens raadsbesluit van 9 November 1920, goed
gekeurd bij Koninklijk besluit van 7 Januari 1921, no. 31.
c. havengeld
De opbrengst over 1945 bedraagt ƒ7.566,60 en die over het eerste halfjaar van 1946
ƒ3.573,84.
De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 24 Maart 1925, goedgekeurd bij
Koninklijk besluit van 7 Mei 1925, no. 33, gewijzigd bij raadsbesluit van 20 Nov.
1928, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 11 Januari 1929, no. 14.
d. veergelden
De opbrengst van het pontveer bij het Ziekenhuis is verpacht voor 75,per
jaar, terwijl het pontveer aan den Westersingel aan pacht ƒ52,per jaar opbrengt.
Tezamen 127,—.
De heffing van de veergelden geschiedt krachtens raadsbesluit dd. 22 November 1898,
goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 12 Januari 1899, gewijzigd bij raadsbesluiten
van 31 Mei 1904, 23 Januari 1906, 12 Januari 1909, 25 Juni 1918 en 14 Februari 1922,
goedgekeurd bij Koninklijke besluiten van 22 Juni 1904, no. 28, 26 Februari 1906,
no. 30, 10 Februari 1909, no. 22, 8 Augustus 1918, no. 77 en 26 Mei 1922, no. 181.
De heffingsverordeningen betreffende kade-, haven- en veergelden zijn voor
onbepaalden tijd goedgekeurd.
Gelet op de vorengenoemde opbrengsten wordt voor 1947 het volgende geraamd:
a. bruggelden18.000,
b. kadegeld- 3.900,
c. havengeld- 7.500,
d. veergelden - 127,
Totaal29.527,—
12
VI. 54.
Marktgelden, wik-, weeg- en meetgelden
Deze post wordt geraamd als volgt:
a. marktgelden veemarkt:
1947.
INKOMSTEN.
87.150,—
Tarieven voor de verschillende
soorten vee
Aantal
Bedrag
Aantal
Bedrag
1945
1946
(le halfjaar)
1. runderen en paarden a 0,35
31212
10.924,20
50997
17.848,95
2. varkens, kalveren, veulens en
ezels a ƒ0,15
10325
- 1.548,75
2308
346,20
3. nuchtere kalveren, schapen en
lammeren a ƒ0,10
34541
- 3.454,10
49477
- 4.947,70
4. biggen, bokken en geiten a 0,05
17779
888,95
16046
802,30
5. weegrechten a 0,25
5184
- 1.296,—
4724
- 1.181,
weegrechten a 0,15
780
- 117,—
3927
589,05
weegrechten a ƒ0,20 (Veehouderijcentr.)
30890
- 6.178,—
3626
725,20
weegrechten a 0,10 (idem)
4398
439,80
19342
- 1.934,20
6. stalrechten a 0,50 (idem)
1398
699,—
34
17,-
stalrechten a 0,25 (idem)
3350
837,50
3
stalrechten a 1,50 (idem)
252
378,—
3
26.761,30
28.391,60
Gelet op de geïnde bedragen over het eerste halfjaar 1946 en in de veronderstelling,
dat de opleving van de markt zich ook in 1947 zal voortzetten, wordt de opbrengst
over dat jaar op ƒ60.000,geraamd.
De heffing van de veemarktgelden geschiedt krachtens raadsbesluiten van 11 Nov.
1919, 14 Februari 1922, 23 September 1924 en 14 Juli 1936, goedgekeurd bij Konink
lijke besluiten van 5 Januari 1920, no. 37, 6 Juni 1922, no. 30, 22 November 1924,
no. 5 en 28 Augustus 1936, no. 34. (Voor onbepaalden tijd goedgekeurd.)
b. marktgelden diverse markten:
1. Kramen en disschen
2. Pachtsom Zaterdagavondmarkt
3. Pachtsom vaste standplaatsen
1945
1946
1.163,60
1.697,35
3
H-
0
O
V*
1
3
- 2.289,25
In het onder 1 genoemde bedrag over 1946 is ƒ375,begrepen voor staangeld
van een poffertjeskraam op het plein bij de Beurs, waarop voor 1947 niet kan wor
den gerekend, zoodat met een raming van ƒ3.400,volstaan wordt.
Wegens staangelden Zaterdagavondmarkt wordt ƒ100,geraamd, terwijl wegens
pachtsommen voor vaste standplaatsen op een opbrengst van 2.500,wordt
gerekend.
De totale raming van sub b bedraagt dus 6.000,
De marktgelden voor het plaatsen van kramen, enz. worden geheven krachtens
raadsbesluiten d.d. 22 Juli 1913, 8 November 1921, 24 Februari 1925 en 11 De
cember 1934, goedgekeurd bij Koninklijke besluiten van 14 October 1913, no. 49,
23 Januari 1922, no. 34, 28 Maart 1925, no. 11 en 7 Februari 1935, no. 20. (Voor
onbepaalden tijd goedgekeurd.)
13