II. 240. 1947. UITGAVEN. II. 240. 1947. UITGAVEN. 240 Annuïteiten van geldleeningen 4) Obligatieleening, bij akte d.d. 24 Aug. 1921 overgenomen van de Leeuwarder Waterleiding-Maatschappij. 2) Obligatieleening, Rb. 27 Sept. 1904, no. S, G. S. 13 Oct. 1904, no. 66, 2e afd. F. (Geheel afgelost). 3) Met Pensioenfonds van weduwen en weezen van burgerlijke ambtenaren, te 's-Gravenhage, Rb. 28 Nov. 1911, no. 457 R/212 en 22 Dec. 1911, no. 519R/247, G.S. 23 Dec. 1911, no. 1. 4) Obligatieleening, Rb. 12 Apr. 1921, no. 145 R/84, G. S. 19 Mei 1921, no. 89. (ten behoeve van de Waterleiding). 5) Met Coöperatieve Zuivelbank, Leeuwarden, Rb. 5 Maart 1935, no. 81R/62, G.S. 20 Maart 1935, no. 88. 6) Met Algem. Friescfte Levensverz.-mij., Leeuwarden, Rb. 30 Juni 1536, no. 217aR/12ó, G.S. 8 Juli 1936, no. 130. Met de Spaarbank te Leeuwarden; 17 Maart 1943, no. 1061; g.g.k. 24 Maart 1943, no. 128. 8) Met N.V. Levensverz.-mij. „De Nederlanden", te Amsterdam, Rb. 14 Juli 1936, no. 2336 R/147, G.S. 22 Juli 1936, no. 128. 9) Met Alg. Friesche Levensverz.-mij., Leeuwarden, Rb. 14 Juli 1936, no. 233a R>'146, G.S. 22 Juli 1936, no. 128. 10) Met Stichting Alg. Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg, Heerlen, Rb. 15 Juli 1936, no. 2481/159, G.S. 22 Juli 1936, no. 128. 11) Met Onderl. Levensverz.-mij „'s-Gravenhage", te 's-Gravenhage, Rb. 15 Juli 1936, no. 2479/158, G.S. 22 Juli 1936, no. 128. Met de Spaarbank, te Leeuwarden, Rb. 2 Sept. 1936, no. 274 R/172, G.S. 10 Sept. 1936, no. 91. 13) Met de Coöp. Zuivelbank, Leeuwarden, Rb. 23 Sept. 1936, no. 312 R/182, G.S. 2 Oct. 1936, no. 108. 14) Met het Eigen Pensioenfonds voor Eur. Burg. Ambtenaren in N.-I., te 's-Gravenhage, Rb. 14 Oct. 1936, no 331 R/213 en 25 Nov. 1936, no. 335 R/241, G.S. 21 Oct. 1936, no. 83 en 2 Dec. 1936, no. 25. Met N.V. Pens.-verz.-mij.„Metallicus" Rotterdam, Rb. 25 Nov. 1936, no. 354 R/242, G.S. 27 Nov. 1936, no. 1. 16) Met de Spaarbank, te Groningen, Rb. 25 Nov. 1936, no. 354 R/243, G.S. 27 Nov. 1936, no. 1. 17) Met de Vereeniging tot behartiging van de Belangen der beambten van de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken, te Eindhoven, Rb. 16 Febr. 1937, no. 52 R/26, G.S. 17 Febr. 1937, no. 113. 18) Met de Stichting tot behartiging van de belangen van het Personeel der N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken, te Eindhoven, Rb. 16 Febr. 1937, no. 52 R/25, G.S. 17 Febr. 1937, no. 114. 18) Met de Algemeene Friesche Levensverz.-mij., Leeuwarden, Rb. 9 Juni 1937, no. 163 R/142, G.S. 16 Juni 1937, no. 129. 80) Met het Eigen Pens.-fonds voor de Eur. Burg. Ambt. in N.-I., te 's-Gravenhage, Rb. 9 Maart 1938, no. 56 /R34, G.S. 16 Maart 1938, no. 108. 21) Met het Weduwen- en Weezenfonds voor Eur. Burg. Landsdienaren in N.-I., te 's-Gravenhage, Rb. 9 Maart 1938, no. 56 R/34, G.S. 16 Maart 1938, no. 108. Met de Ver. v. „Levensverz. en Lijfrente „De Groot-Noordhollandsche van 1845", Amsterdam, Rb. 28 Maart 1938, no. 89 R/41, G.S. 1 April 1938, no. 205. ,3) Met het „Pensioenfonds van 1926 der Rotterdamsche Bankvereeniging, Rotterdam", Rb. 11 Mei 1938, no. 126R/82, G.S. 12 Mei 1938, no. 2. 24) Met de Rotterdamsche Bankver. N.V., Amsterdam, Rb. 11 Mei 1938, no. 125 R/83, G.S. 12 Mei 1938, no. 1. 26) Met de Amsterdamsche Bank N.V., Amsterdam, Rb. 11 Mei 1938, no. 125R/84, G.S. 12 Mei 1938, no. 1. 26) Obligatieleening, Rb. 11 Mei 1938, no. 125 R/85, G.S. 12 Mei 1938, no. 1. 2') Met Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, te 's-Gravenhage, Rb. 15 Maart 1939, no. 71R/60, G.S. 22 Maart 1939, no. 122. 28) Met den Postchèque- en Girodienst te 's-Gravenhage, Rb. 27 Sept. 1939. no. 32R/104, G.S. 11 October 1939, no. 37. 29) Met de „Groot Noordhollandsche van 1845" te Amsterdam, 16 Maart 1945, no. 861, G.S. 21 Maart 1945, no. 36. 30) Met het „Pensioenfonds van 1926 der Rott. Bankver.", R'dam, conversie Rb. 24 April 1946, no. 1954, G.S. 15 Mei 1946, no. 140. 31) Met de Spaarbank te Leeuwarden, 21 Jan. 1943, no. 350, g.g.k. 27 Jan. 1943, no. 43. 32) Met de Alg. Friesche Levensverz.-Maatschappij, 21 Jan. 1943, no. 369, g.g.k. 3 Maart 1943, no. 31. 33) Met de Utrechtsche Verzekeringsbank, 29 Maart 1944, no. 1567, g.g.k. 5 April 1944, no. 6. 34) Met de Sr Augustinus Vereeniging, Amsterdam, 12 Oct. 1944, no. 4367, g.g.k. 18 Oct. 1944, no. 14. A. ƒ130.000,met de Spaarbank te Leeuwarden; 12 Nov. 1928, g.g.k. 21 Nov. 1928, no. 88. B. 200.000,met het Alg. Mijnw.fonds te Heerlen; 8 April 1930, g.g.k. 30 April 1930, no. 135. C. 75.000,met de Nutsspaarbank te Stiens; 17 Juni 1931, g.g.k. 17 Juni 1931, no. 2. D. 56.000,met de Nutsspaarbank te Franeker; 20 Sept. 1934, g.g.k. 26 Sept. 1934, no. 129. E. 70.000,met de Spaarbank te Stiens; 18 Nov. 1936, g.g.k. 25 Nov. 1936, no. 92. F. 200.000,met de Coöp. Centr. Raiff. Bank te Utrecht; 9 Febr. 1937, g.g.k. 10 Febr. 1937, no. 115. G. ƒ122.500,met de Spaarbank te Stiens; 9 Febr. 1937, g.g.k. 10 Febr. 1937, no. 134. H. ƒ200.000,met de Coöp. Centr. Raiff. Bank te Utrecht; 24 Juni 1937, g.g.k. 30 Juni 1937, no. 103. I. 96.000,met idem; 24 Juni 1937, g.g.k. 30 Juni 1937, no. 103. J. 72.000,met de Coöp. Zuivelbank te Leeuwarden; 21 Juli 1937, g.g.k. 28 Juli 1937, no. 98. K. 87.288,92 met idem; 22 Juni 1944, g.g.k. 10 Juli 1944, no. 10. L. 97.000,met de Spaarbank te Stiens; 30 Sept. 1937, g.g.k. 6 Oct. 1937, no. 76. M. 20.000,met de Eerste Holl. Levensverz.bank te Amsterdam; 17 Mei 1938, g.g.k. 25 Mei 1938, no. 128. N. 86.500,met de Spaarbank „Beerta"; 28 Juli 1938, g.g.k. 10 Aug. 1938, no. 77. O. 80.000,met idem; 5 Sept. 1938, g.g.k. 15 Sept. 1938, no. 146. P. ƒ133.500,met de Coöp. Zuivelbank te Leeuwarden; 26 Jan. 1939, g.g.k. 31 Jan. 1939, no. 87. Q. 33.000,met het Pensioenfonds v. Vollenhoven's Bierbrouwerij N.V.; 27 Mrt. 1939, g.g.k. 29 Mrt. 1939, no. 118. R. ƒ200.000,met de Alg. Friesche Levensverz.-Maatschappij, Leeuwarden; 20 Juli 1939, g.g.k. 28 Juli 1939, no. 14. S. ƒ175.000,— met idem; 20 Juli 1939, g.g.k. 28 Juli 1939, no. 14. T. ƒ144.000,met de Spaarbank „Beerta"; 28 April 1943, g.g.k. 5 Mei 1943, no. 25. Zie voorts den staat van schulden, opgenomen aan het slot der gemeentebegrooting. 52 Eenige van het Rijk verkregen voorschotten voor den bouw van woningen door de ge meente (woningbedrijf) en door enkele, op dit gebied werkzaam zijnde, vereenigingen, zijn ingevolge raadsbesluit dd. 5 Juni 1928, no. 189 R/105, omgezet in een geldleening, welke is ondergebracht bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds te 's-Gravenhage. Het op 2 Juli 1928 nog overgebleven gedeelte der Rijksvoorschotten (ƒ1.647.115,265 a 5 °/0 en/709.522,82 a 6 is in verband daarmede gewijzigd in een annuïteitsleening (koers 98) ad 2.404.732,68 met een rente van 41/2 °/0- In den nog resteerenden looptijd is toen geen wijziging gebracht. Krachtens raadsbesluit van 8 Mei 1934, no. 157 R/89, is de rente met ingang van 2 Juli d.a.v. verlaagd tot 44/4 °/0. Bovendien is bij dat besluit de looptijd van het restant der leening op 50 jaar gebracht. Bij Koninklijk besluit van 28 April 1937, S. 481, is de rente met ingang van 15 September 1936 verminderd tot 4 °/0, terwijl deze ingevolge raadsbesluit van 15 Maart 1939, no. 71 R/61, met ingang van 2 Juli d.a.v., is verlaagd tot 3l/2 °/0. Het restant der leening bedroeg op laatstgenoemd tijdstip 2.221.793,40; de annuïteit is 98.766,34. Tot en met het annuïteitsjaar 1939/'40 hebben de voorschotnemers (gemeentelijk woning bedrijf en woningbouwvereenigingen) aan de gemeente een annuïteit voldaan, waarin verdisconteerd een rente van 41/., Hierin en in den looptijd is geen wijziging gebracht. Hetgeen de gemeente daardoor met ingang van het annuïteitsjaar 1934/'35 (tweede conversie) meer heeft ontvangen dan zij zelve verschuldigd was, is gereserveerd. Bij raadsbesluit van 28 Augustus 1940, no. 214 R/141a, is echter bepaald: a. dat door de voorschotnemers, zulks te rekenen met ingang van het annuïteitsjaar 1934/'35, aan de gemeente verschuldigd is een annuïteit gelijk aan die, vastgesteld door het Rijk voor de berekening van de exploitatiebijdragen, in welke annuïteit thans ver disconteerd is een rente van 3V2 en waarbij de oorspronkelijke looptijd in acht wordt genomen; b. dat het verschil tusschen hetgeen de gemeente ter zake van de „Pensioenfondsleening" heeft te betalen en hetgeen de voorschotnemers ter zake van de voorschotten aan haar voldoen wordt gereserveerd, met het doel de gereserveerde gelden aan te wenden voor de voldoening van de door de gemeente nog verschuldigde annuïteiten na het tijdstip, waarop de voorschotnemers hun schuld aan haar hebben afgedaan, onder bepaling overigens, dat deze regeling wordt geacht in werking te zijn getreden op 2 Juli 1934; c. dat het door de gemeente te veel ontvangen en gereserveerde bedrag over de annuïteits jaren 1934/'35 tot en met 1939/'40 aan de voorschotnemers wordt teruggegeven (ver werkt in begrooting en rekening 1940). In den navolgenden staat is ten aanzien van de „Pensioenfondsleening" aangegeven welk bedrag, verdeeld over de verschillende voorschotten, door de gemeente verschuldigd is en van de voorschotnemers moet worden terug ontvangen en tevens welke som dient te worden gereserveerd. Bovendien is in den staat vermeld de verdeeling van de annuïteiten der voorschotten door het Rijk overigens voor den woningbouw verstrekt. Ten slotte zijn in den staat vermeld de annuïteiten, welke ingevolge de Grenswijzigings beschikking zijn overgenomen van de gemeente Leeuwarderadeel (ten behoeve van de „Woningstichting Leeuwarderadeel"), afgeleid van de Rijksvoorschotten voor de woningen op Leeuwarder gebied, zooals die pro res to zijn vastgesteld door den Minister van Financiën bij diens brieven van 7 Januari 1946, no. 107, en 19 Juni 1946, no. 127. 53

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1947 | | pagina 97