Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad
van Leeuwarden, 1 948. BIJLAGE NO.204.
Bij rondschrijven van 23 September 1948 heeft de Minis
ter van Financiën aan de gemeentebesturen medegedeeld, dat
de opbrengst van de middelen van het gemeentefonds de ramin
gen niet onbelangrijk heeft overschreden, terwijl voor 1949
met een verdere stijging kan worden gerekend. Het zal der
halve mogelijk zijn, de algemene, zowel als de bijzondere,
uitkering krachtens het benaalde in art.5 van de Wet var 15
Juli 1 948 oercentsgevijze te verhogen. Deze verhoging zal
voor 1948 op 10# en voor 1949 op 20% kunnen worden gesteld,
berekend naar de bedragen., welke oorspronkelijk in de begro
ting 1948 waren uitgetrokken. Voor 1948 brengt dit voor de
gemeente boven de oo de begroting geraamde bedragen een ho
gere ontvangst van f., 141.713,95 voor de algemene uitkering
en van f. 42.640,- voor de bijzondere uitkering mede.
Voor 1949 zal de door.de Minister van Financiën aange
kondigde verhoging van de uitkeringen re so. f. 288,172,45
(algemene uitkering) en f. 85.280,- (bijzondere uitkering)
bedragen.
Naast de hogere uitkeringen uit het gemeentefonds moet
aandacht worden geschonken aan de financiële gevolgen van
de hierna bij Hoofdstuk II nader te besoreken wijzigingen
van de Pensioenwet 1922, ingaande 1 Januari 1948. Een voor
stel tot wijziging van de gemrontebegroting 1948, waarin
een en ander is verwerkt, zal TT binnenkort bereiken.
Wijziging inrichting memorie van toelichting.
Tot en met het dienstjaar 1948 werd bij verschillende be
grotingsoosten in de memorie van toelichting tot de gemeente
begroting voor een nadere soecificatie van kosten van onder
houd e.d. verwezen naar de begroting van Gemeentewerken. Het
wordt evenwel wenselijk geacht, dat de memorie van toelich
ting, waarin immers van de in de 'beerrotinv geraamde oosten
een volledige soecificatie mag worden verwacht, in den ver
volge zelve, indien de aard van de oost dit noodzakelijk
maakt, een zo volledig mogelijke toelichting en soecificatie
verstrekt. Vandaar, dat met ingang van het begrotingsjaar 1949
de soecificatip van de door Gemeentewerken te verrichten on
derhoudswerken e.d. in de memorie van toelichting tot de <?p-
meente he groting is opgenomen. Ten revolte hiervan bevat de be
groting van Gemeentewerken, zoals ook voor de andere takken
van dienst gebruikelijk is, slechts een oosomming van de ten
behoeve van deze dienst te maken bedrijfskosten en van de ver
wachte inkomsten, voorafgegaan echter door een samenvatting
van alle door deze dienst ten behoeve van de gemeente en hare
bedrijven en instellingen te verrichten werkzaamheden.
Voorts hebben wij in de memorie van toelichtinv elke nost
vooraf doen gaan door de geraamde bedragen van de laatste ja
ren, alsmede van enkele rekeningscijfersVerwacht wor^t, dat
de opgenomen cijfers IJ een beter inzicht- in het verloop van
de verschillende begrotingsposten geven 'dan tot dusverre mo
gelijk was.
De rangschikking van de oosten.van 16 van Hoofdstuk VIII
is zodanig gewi'jzigd, dat een beter verantwoord aeheel oo de
ze paragraaf is verkregen.
Voor zover niet reeds in de memorie.van toelichting opge
nomen, volgt hierna een. nadere motivering van de voornaamste
afwijkingen van de voor 1 949 oorenomen bedragen ten opzichte
van die voor 1 948-.
"Hoofdstuk II."
Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeerteraad
van Leeuwarden, 1 948. BIJLAGE NO.204
Hoofdstuk II.
Krachtens de wijziging van de Pensioenwet 1922 van 5 No
vember 1948 (Staatsblad I 302) is o.m. de bijdrage voor ge
zinspensioen verhoogd van 5w tot 6,1%. Het verhaal blijft
voor gezinspensioen beperkt tot 5v$ van f. 3000,-,doch het
verhaal voor eigen pensioen is teruggebracht van 4ë^ tot 2%
van de pensioensgrondslag. Derhalve is op volgno.8 in totaal
voor 1949 f. 35.726,79 minder geraamd dan op de primitieve be
groting 1948. Voigno.255 is in totaal f. 34.737,45 hoger uit
getrokken. Werd voor 1948 in totaal nog een bedrag van
f. 119.705,77 geraamd wegens terugbetaling aan het Algemeen
Burgerlijk Pensioenfonds van pensioenen, verleend aan op 1
Mei 1913 in dienst der gemeente zijnde ambtenaren (art.158
der wet), ingevolge de hiervoren genoemde wetswijziging zijn
deze betalingen tor. laste van het Rijk gekomen, zodat voor
1949 ter zake geen bedrag behoeft te worden uitgetrokken.
De voor jaarwedden geraamde bedragen, op verschillende
hoofdstukken der begroting voorkomende, ^ijn gebaseerd op de
Jaarwedderegeling 1947. Voor 1948 werd ter zake een bedrag
op Hoofdstuk XVI onvoorziene uitgaven) gereserveerd.
De hogere ramingen van de jaarwedden van de burgemeester
en de secretaris berusten op de ontwero-regelingen, vermeld
in de rapporten, door de betreffende adviescommissie aan de
Minister van Binnenlandse Zaken uitgebracht, en waarmede ge
noemde bewindsman een dezer dagen zijn instemming heeft be
tuigd
Zoals bekend is, zijn vele ten laste der gemeente aange
gane onderhandse geldleningen omgezet in leningen van een la
ger rentetype. Deze conversie heeft voor 1949 een rentebespa
ring opgeleverd van f. 241 32,1 0 (hierin niet begrepen het ver
kregen rentevoordeel door conversie van enkele annuïteitsle-
ningen'
Hoofdstuk III.
Krachtens het benaalde in artikel III van de re"eds in de
inleiding genoemde wet van 15 Juli 1948 tot het treffen van
een noodvoorziening voor de gemeentefinanciën zal, volgens
regelen, bij algemene maatregel van bestuur te stellen, aan
de gemeenten, waarin de politie bestaat uit gemeentepolitie,
een bijdrage uit 's Rijks kas beschikbaar worden gesteld ter
tegemoetkoming of tot goedmaking van de gemeentelijke kosten
ter zake van de politie. Verwacht wordt, dat deze bijdrage
zal worden vastgesteld aan de hand van algemene normen, vol
gens welke alle gemeenten met gemeentepolitie bij een effi
ciënt beheer een vollediae vergoeding van de politie-uitga
ven zullen ontvangen. In afwachting van de vaststelling van
deze normen is in de ontwero-begroting 1949 een bijdrage ge
raamd, gelijk aan de geraamde uitgaven voor dit jaar.
In de hogere raming van volgno.26 is een bedrag van
f. 1700,- bogrenen wegens reparaties aan brandblusmiddelen
levering van materialen enz. aan derden, terwijl voorts de
huren van de dienstwoningen Bagijnestraat ad f. 1105,-, welke
tot dusverre door het Gemeentelijk Woningbedrijf werden ge-
ind en verantwoord, ten bate van dit volvno.gebracht zijn.
De hogere raming van de uitgaven van de brandweer (volgno.
281) vloeit in de eerste plaats voort uit de omstandigheid,
dat voor 1949 de bezoldiging van de beroepsbrandweer is be
rekend naar de normen, neergelegd in het Bezoldigingsregle
ment Brandweerpersoneel 1948 (Staatsblad I 354), terwijl bo
vendien de aanschaffing van kleding en uitrusting voor vrij
willigers ad f. 6160,- is opgenomen. Uitbreiding van de in
ventaris, ten bedrage van f. 3400,-, is eveneens wenselijk.
"De"