VIII I 9.
Ingevolge art. 55bis der l.o.-wet 1920 moet jaarlijks voor 1 Maart door de raad het bedrag
worden bepaald, dat per leerling voor de openbare scholen voor g.l.o., v.g.l.o. en u.l.o. in
dat jaar wordt beschikbaar gesteld ter bestrijding van de kosten, bedoeld in art. 55 onder e
tot en met h en p, alsmede die van instandhouding. Naar dat bedrag per leerling moet
jaarlijks op verzoek van het schoolbestuur een voorschot op de vergoeding voor de bij
zondere school verleend worden van 100 berekend over het getal leerlingen in het
afgelopen jaar.
Aangezien het kostenbedrag per leerling voor 1952 niet voor 1 Maart 1952 is vastgesteld,
moet het voor 1951 geldende kostenbedrag ingevolge de bepalingen van de l.o.wet eveneens
voor 1952 worden aangehouden.
Aan de hand van de thans bekende gegevens moet ter zake worden geraamd:
school
aantal
leerlingen
kosten
bedrag per
leerling
voorschot
Rooms-Katholieke schoolvereniging
Tweebaksmarkt no. 44
78-/3
42,86
3.371,65
St. Lucia-gesticht, Rotterdam-.
Grote Kerkstraat no. 81
95
- 4.071,70
Vereniging voor christelijk schoolonderwijs
Margaretha de Heerstraat no. 1
1 4501
- 19.301,29
Karei Doormanstraat no. 22
J
26.744,64
Wegens afrekening over 1951 van het verschil tussen vergoeding waarop aanspraak
kan worden gemaakt en beschikbaar gesteld voorschot moet worden geraamd- 1.025,
bijdrage aan hoofdstuk XIV van de gewone dienst wegens:
b. kapitaalslasten16.565,
c. overige materiële uitgaven (assurantie)- 180,
16.745,-
44.514,64
afgerond44.515,
390 Vergoeding voor terreinen en gebouwen van bijzondere scholen aan besturen dier scholen,
bedoeld in art. 205 der lager-onderwijswet 1920 Begroting Rekening
1948 707,50 1948 707,50
1949 - 707,50 1949 - 707,50
1950 - 707,50 1950 - 707,50
1951 - 708,—
1952 - 710,—
Uitgekeerd moet worden aan het St. Lucia-gesticht te Rotterdam voor de school
Grote Kerkstraat no. 81, naar een getaxeerde waarde van ƒ42.450,a 5 2.122,50,
waarvan voor het uitgebreid lager onderwijs 707,50 of rond ƒ710,
Zie ook volgno. 372.
392 Bijdragen aan andere gemeenten ingevolge titel Va der lager-onderwij swet 1920
Begroting Rekening
1950 600,— 1949 159,
1951 - memorie 1950 - 647,
1952 - 500,—
Aan de hand van de in 1950 en in de eerste helft van 1951 gedane uitgaven wordt een
bedrag van 500,geraamd.
126
VIII 9 en 10.
394 Rente van waarborgsommen, gestort door besturen van bijzondere scholen
Begroting Rekening
1948 70,56 1948 70,56
1949 - 70,56 1949 - 148,26
1950 - 545,— 1950 - 544,67
1951 - 621,—
1952 - 605,—
schoolvereniging
waarborg
som (u.l.o.)
O'
/O
rente
waarborgsom
moet worden
teruggegeven
in
vereniging voor christelijk schoolonderwijs
Karei Doormanstraat
16.986,—
3.561
afgerond.
604,87
605,-
1970
Zie de toelichting bij volgno. 207.
396 Vergoeding verplaatsingskosten Begroting Rekening
1950 600,— 1949 431,65
1951 - 1.000,— 1950 - 1.367,95
1952 - 1.000,—
Zie de toelichting bij volgno. 378.
Aan de hand van de in 1950 en in de eerste helft van 1951 gedane uitgaven wordt een
bedrag van 1.000,nodig geacht.
398 Vergoeding voor de akte Fries Begroting Rekening
1949 55,— 1948 55,33
1950 - 55,— 1949 - 71,24
1951 - 115,— 1950 - 117,75
1952 - 205,—
Zie de toelichting bij volgno. 380.
Bij het bijzonder uitgebreid lager onderwijs zijn momenteel 2 onderwijzers in het bezit
der Friese akte, in verband waarmede voor 1952 geraamd dient te worden 2 x 90,
plus ƒ11,49) is 202,98, afgerond ƒ205,
10. Bijzonder buitengewoon lager onderwijs.
Vergoeding van de kosten van instandhouding van bijzondere scholen, bedoeld in artikel 34
van het besluit buitengewoon lager onderwijs Begroting Rekening
1951 18.346,— 1950 8.765,37
1952 - 30.190,—
Ingevolge artikel 32 van het besluit buitengewoon lager onderwijs 1949 moet in ge
meenten, waar een of meer soorten van openbare scholen voor buitengewoon lager onder
wijs bestaan, voor 1 Maart door de raad het bedrag worden bepaald, dat per leerling voor
elke soort dier scholen in dat jaar wordt beschikbaar gesteld ter bestrijding van de kosten,
bedoeld in art. 55 der l.o.-wet onder e tot en met h en p, alsmede die van instandhouding.
Naar dat bedrag per leerling moet jaarlijks op verzoek van het schoolbestuur een voorschot
op de vergoeding voor de bijzondere scholen worden verleend van 100 berekend naar
het getal leerlingen in het afgelopen jaar. Indien echter geen gelijksoortige openbare school
ra de gemeente bestaat, moet de raad voor 1 Maart het bedrag per leerling bepalen, dat voor
dat jaar voor de bijzondere scholen wordt beschikbaar gesteld, terwijl hierbij als maatstaf
wordt genomen het bedrag per leerling, hetwelk voldoende moet worden geacht voor de
redelijke behoeften van een in normale omstandigheden verkerende school. Aan de hand
van de thans bekende gegevens moeten de navolgende voorschotten worden geraamd:
127