om voor het aflopen van de periode, waarvoor de verlenging
zal gelden, te komen met een zodanige oplossing van het
vraagstuk van de financiële verhouding tussen Rijk en ge
meenten, dat tijdig een nieuwe wettelijke voorziening zal
kunnen worden vastgesteldDe Minister sprak de verwachting
uit, dat de Regering nog vóór het einde van het jaar de
Kamer te dezer zake opnieuw zal ontmoeten.
In het wetsontwerp tot verlenging van de noodvoorzie
ning voor de jaren 1951 en 1952 was opgenomen, dat de nog
over de jaren 1 948, 1 949 en 1 950 in het gemeentefonds aanwe
zige middelen, in totaal f, 280.000.000,- niet aan de in
dividuele gemeenten zullen worden uitgekeerd, doch in het*
gemeentefonds zullen worden gereserveerd. Deze met terug
werkende kracht in te voeren wijziging van de noodvoorzie
ning 1948, die er van uitging, dat de middelen van het ge
meentefonds elk jaar zouden worden opgedeeld door verhoging
of verlaging van het percentage der algemene en der bijzon
dere uitkering, ondervond, niet in het minst van de zijde
aer gemeentebesturen, ernstige critiek. Door aanvaarding van
het, door de Minister van Financiën bestreden, amendement
Hofstra-Maenen heeft de Tweede Kamer de gewraakte bepaling
gewijzigd en wel in dier voege, dat de over de jaren 1948
t/m 1950 nog aan de gemeente toekomende middelen worden ge
boekt op een geblokkeerde rekening bij het Rijk, die rente
draagt van 1 Januari 1951 afDeblokkering vindt uitslui
tend plaats op machtiging van de Ministers van Financiën
en van Binnenlandse Zaken en onder door hen te stellen voor
waarden.
Inmiddels hebben genoemde Ministers aan de gemeentebe
sturen medegedeeld te hebben besloten, uit de geblokkeerde
gelden van het gemeentefonds een bedrag van f. 102 millioen
vrij te geven, zijnde het gehele overschot op de dienst 1948
van dit fonds. Voor onze gemeente is bij beschikking van
de Minister van Financiën van 4 Februari 1952, no. 108, de
geblokkeerde uitkering over 1948 vastgesteld op f. 752.091,37
Aan deze uitkering is de voorwaarde verbonden, dat de ge
meente dit bedrag slechts mag gebruiken voor aflossing op
haar vlottende schuld en voorts, dat deze middelen niet mo
gen worden bestemd voor de uitvoering van nieuwe kapitaals-
werken - noch op directe, noch op indirecte wijze - en even
min mogen worden aangewend voor besteding in de gewone
dienst der gemeentebegroting. Genoemd bedrag moet worden
verantwoord op hoofdstuk XI 3 Reserves van de kapitaal-
dienst
Bij beschikking van 20 Februari 1952, no. 2, is de geblok
keerde uitkering over 1949 vastgesteld op f. 883.997,14-
Ook de uitkering ter vervanging van de vervallen onder
nemingsbelasting heeft in de Staten-Generaal tot uitvoerige
beschouwingen aanleiding gegeven. Mede als gevolg hiervan
hebben de inspecteurs der belastingen herziene ramingen op
gesteld. Bij beschikking van de Minister van Financiën van
26 November 1 951 is de uitkering voor onze gemeente voor
1 950 verhoogd van f. 1.050.000,- tot op f. 1 .307.172,-,
terwijl bij beschikking van 10'December 1951 nogmaals een
verhoging heeft plaats gehad en de uitkering is bepaald op
f. 1.313.424,-. Dit bedrag zal de gemeente krachtens de ge
noemde verlenging van de noodvoorziening ook voor de jaren
1951 en 1 952 ontvangen.
"Bij"
Dit bedrag is inmiddels ont.angen.
Bij brief van 20 September 1951 heeft de Minister van
Binnenlandse Zaken medegedeeld, dat voor 1952 de algemene
en de bijzondere uitkering uit het gemeentefonds kunnen wor
den geraamd naar 135 van de basis-bedragen. Aanvankelijk
konden voor 1951 deze uitkeringen worden gesteld op 125
doch een verhoging tot 135 vond plaats.
Nu niet alleen voor 1952 hetzelfde percentage is aan
gehouden als voor 1951doch bovendien in 1 952 slechts op
een na-uitkering over 1950 van 5 tegenover een na-uitke
ring van tweemaal 5 te weten over 1948 en 1949, in 1951,
kan worden gerekend, is in de U aangeboden begroting voor
1*952, zoals uit de volgende opstelling blijkt, wegens alge
mene en bijzondere uitkering, vergeleken bij de dienst 1951,
een bedrag van f. 122.560,- lager geraamd.
1 952
1 951
algemene uitkering
oorspronkelijke raming
125
verhoging 10%
na-uitkering
1948 5
na-uitkering
1 949 5
verrekening
over 1 949
1 .835.905,-
146.875,-
72.005,-
72.775,-
46.O6O,-
f. 2.173.620,-
algemene uitkering
oorspronkelijke raming
135
na-uitkering
1 950 5
f. 1
.994.750,-
73.435,
f. 2.068.185,-
bijzondere uitkering
oorspronkeli ramiv
125 t
na-uitkering
1948 5
na-uitkering
1949 5
bijzondere uitkering
oorspronkelijke raming
f
415.625,- 135
f
448.875,-
w
33.250,- na-uitkering
16.625,-
1 950 5
11
u
16.625,-
tl
16.625,-
f
482.125, -
f
465.OOO,-
totaal f. 2.655.754,- totaal
verschil f. 122.560,-
f. 2.533.1 85,
De Minister van Financiën heeft bij de behandeling van
het reeds eerder genoemde wetsontwerp in de Staten-Generaal
medegedeeld, dat de rijkscommissie van advies voor de gemeente-
financiën heeft geadviseerd de uitkeringen voor 1952 op een
hoger percentage dan 135 vast te stellen. Tijdens de behan
deling van de begroting van het gemeentefonds voor 1952 heeft
da Minister in de Eerste Kamer medegedeeld, dat het vrijwel
zeker is, dat het percentage voor 1952 niet lager zal zijn
^an dat, hetwelk in 1951 is genoten. De middelen van het
-ends laten dit blijkens de Kamerverslagen wel toe. Het is
dan ook niet onwaarschijnlijk, dat het uitkeringspercentage
alsnog wordt verhoogd. Dit is naar onze mening ook noodzake
lijk. Wel is waar geldt ook voor de gemeenten, wat de Rege
ling ons volk in zijn geheel heeft voorgehouden: "zuinig
"zijn"