Artikel 8.
Ten aanzien van een belanghebbende, als bedoeld in arti
kel 3, eerste lid, onder a, vinden de artikelen 6, tweede tot
en met laatste'lid, 7, 7a, eerste lid, 8, 8a, 9, 10 en 11 van
het Koninklijk besluit van 3 Augustus 1922 (Staatsblad no.479)
voorzoveel mogelijk overeenkomstige toepassing, met dien ver
stande, dat in plaats van "de Minister van Binnenlandse Zaken"
wordt gelezen "Burgemeester en Wethouders"
3. Uitkering-B.
Artikel 9
1. Een belanghebbende, als bedoeld in artikel 3, eerste lid,
sub b, heeft binnen een termijn van 12 maanden, volgende op
het hem verleende ontslag, en zo lang hij de leeftijd van^
65 jaren niet heeft overschreden, aanspraak op een uitkering
gedurende 12 6 dagen, Be uitkering vangt aan op de dag, waar
op het ontslag ingaat. Be uitbetaling van de uitkering wordt
opgeschort met ingang van de dag, waarop de werkloosheid ein
digt en wordt, behoudens het bepaalde in het derde lid, bin
nen die termijn van 12 maanden telkens bij opnieuw intreden
de werkloosheid hervat.
2. Een gewezen belanghebbende, die buiten het geval bedoeld in
artikel 4, tweede lid, op het tijdstip van ingang van een
hem verleend ontslag niet voldoet aan de vereisten, bedoeld
in artikel 3, eerste lid, onder b, heeft indien hij vervol
gens door ontslag uit een andere betrekking onvrijwillig
werkloos wordt, behoudens het bepaalde in het derde lid, als
nog aanspraak op een uitkering gedurende 126 dagen, indien
hij op het tijdstip van laatstbedoeld ontslag alsnog vol
doet aan de vereisten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, on
der b. Het bepaalde in het eerste lid vindt overeenkomstige
toepassing.
3- Geen aanspraak op uitkering als bedoeld in de voorgaande u-
den bestaat, indien'en zodra een belanghebbende aanspraak
kan doen gelden op uitkering ingevolge de Werkloosheidswe
of enige publiekrechtelijke regeling inzake wachtgeld ot
daarmede gelijk te stellen uitkering, noch indien en voor
ver in de gemeente doorgebrachte diensttijd reeds op de v
van een zodanige regeling door enige uitkering is verg°
4. Geen aanspraak op een uitkering als bedoeld in het
bestaat, indien voor de gewezen belanghebbende onmiddei ij
voorafgaande aan het daar bedoelde laatste ontslag net
eengekomen vast loon in geld, verdiend in loondienst van
of meer werkgevers, meer bedraagt dan f. 6000,-- per
5. De uitkering, bedoeld in het eerste en tweede lid, becir
van de laatstelijk genoten beloning:
80 voor gehuwde mannen en voor kostwinners vogtwin-
70 voor ongehuwden van 18 jaar en ouder, die geen
ner zijn en niet bij ouders inwonen;
60 voor de overige belanghebbenden.
Artikel 10.
1. Tenzij artikel 11, eerste lid, van toepassing is
een belanghebbendeaan wie ingevolgeartikel 9 een -
ring is toegekend en die - onvrijwillig werkl?os„Y,0^n(jerd
langer dan drie dagen wegens ziekte of ongeval v üeaoelle
is arbeid te verrichten, vanaf de vierde werkdag
"ver-1
verhindering,doch ten hoogste gedurende een tijdvak van 52 we
ken, een uitkering ten bedrage van 80 i der laatstelijk genoten
beloning. Gedurende het tijdvak, dat deze uitkering wordt ver
leend, wordt de uitbetaling van de ingevolge artikel 9 verleen
de uitkering opgeschort.
2. De uitkering bedoeld in het eerste lid wordt overigens verleend
op de voet van het bepaalde in Hoofdstuk VI van het Algemeen
Ambtenarenreglement, indien het betreft een belanghebbende als
bedoeld in artikel 2, onder a, en op de voet van de Arbeidsover
eenkomstenverordening, indien het betreft een belanghebbende als
bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b.
j 4. Uitvoering en toezicht.
Artikel 11.
1. Ten aanzien van hem, die aan deze verordening recht op uitkering
ontleent en die na zijn ontslag uit hoofde van volledige arbeids
ongeschiktheid wegens ziekte of ongeval nog aanspraken in ver
band met de dienstbetrekking, waaruit hij is ontslagen, heeft of
krijgt, wordt de uitvoering of verdere uitvoering van de uitke
ringsregeling, vervat in deze verordening, opgeschort tot het
einde van het tijdvak, waarover hij krachtens de bedoelde aanspra
ken uitkering ontvangt.
2. Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van hem, die aan de
ze verordening recht op uitkering ontleent en die zich in mili
taire dienst bevindt of moet begeven,be paden,dat te zijnen aanzien de
uitkeringsregeling, vervat in deze verordening, voor de duur van
Be militaire dienst wordt opgeschort.
Artikel 12.
Indien op een belanghebbende, ter zake van een hem, vóór de
tag, waarop deze verordening in werking treedt, verleend ontslag
Ólnï5 °Pheffing van zijn betrekking, wegens verandering van in-
van bei dienstvak, waarbij hij werkzaam is of in het al
gemeen wegens inkrimping van werkzaamheden, reeds een andere uitke
rkn83regeling toepassing vindt of heeft gevonden, wordt voor de
^sterende duur van een op het tijdstip van in werking treden de-
verordening lopende uitkering het bedrag dier uitkering op de
bepalingen van deze verordening herzien, voor zover de
-«enkomstig deze verordening berekende uitkering de lopende uit
dring te boven gaat.
Artikel 13.
JP.een belanghebbende, als bedoeld in artikel 2, onder b, is
aboudetis het bepaalde in het tweede lid, deze verordening
- echts van toepassing, indien hij een schriftelijke bereidver-
art>nf dat de uitbetaling van de bijslag, bedoeld in
sph van Arbeidsovereenkomstenverordening, wordt opge-
■"k0"*' na definitieve beëindiging van de uitkering, be-
z® artikel 4, met dien verstande, dat hetgeen alsdan
j?ens,deze verordening zal zijn uitgekeerd, op de hem toe-
2, jn<3^ bijslag in mindering zal worden gebracht,
doelifn6 belanghebbende geen bereidverklaring aflegt, als be-
rjip-+ ln bet voorgaande lid, wordt de diensttijd, waarover hem
a.pnp1:en?ievo''"Se bn dat lid bedoelde bijslag wordt uitgekeerd,
onaf6m? b als diensttijd, als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
Mer d, sub 2e.
"Art.14"