I
dat deze verhindering duurt, zou hebben genoten. In geval van 1
twijfel omtrent de vraag of gedurende de tijd der verhindering
al dan niet dienst zou zijn verricht, staat de beslissing aan"
Burgemeester en '"ethouders.
4. Wanneer de ziekte of het ongeval van de ambtenaar is ont
staan in verband met zijn dienstbetrekking, geniet hij geduren
de de tijd, dat hij verhinderd is zijn dienst te verrichten, de
volle bezoldiging. Indien de ziekte of het ongeval bedoeld in d'
vorige zin, ook na het ontslag van de ambtenaar nog gedeeltelij
ke of gehele ongeschiktheid tot werken tengevolge heeft, ont
vangt hij, wanneer hij te dier zake geen aanspraak heeft op eenl
uitkering krachtens een wettelijke ziekte- of ongevallenverzeke-l
ring, op een uitkering, als bedoeld in artikel 43, eerste lid, I
of op een pensioen krachtens de Pensioenwet 1922 (Staatsblad noJ
240) gedurende de tijd van zijn gedeeltelijke of gehele onge
schiktheid tot werken een uitkering tot zodanig bedrag, als heml
krachtens de Ongevallenwet 1921 en de Kinderbijslagwet zou toe-I
komen, indien hij daaraan recht op uitkering kon ontlenen.
5- Op de bezoldiging van de ambtenaar wordt de uitkering, well
ke hij krachtens een wettelijke verzekering ontvangt, in minde-l
ring gebracht.
6. Indien de ambtenaar tengevolge van de ziekte of het onge
val, bedoeld in het vierde lid, overlijdt, ontvangen zijn nage-f
laten betrekkingen, wanneer zij te dier zake geen aanspraak op I
een uitkering krachtens een der Ongevallenwetten of op een pen-1
sioen^krachtens de Pensioenwet 1922 (Staatsblad no. 240) hebben!
een uitkering tot zodanig bedrag en tot zodanig tijdstip als
hun krachtens de Ongevallenwet 1921 en de Kinderbijslagwet voorl
invaliditeits-ouderdoms- en wezenrentetrekkers (S. no. I 3 09)1
zou toekomen, indien zij daaraan recht op uitkering konden ont-l
lenen.
Artikel 39.
1. Ier beantwoording van de vraag of diensthervatting al
dan niet is uitgesloten, kan een geneeskundig onderzoek norden
ingesteld. Zodanig onderzoek wordt in elk geval ingesteld, in
dien de betrokkene langer dan een jaar onafgebroken wegens ziek
te of ongeval verhinderd is zijn dienst te verrichten of «vanneei
de verhindering binnen een tijdvak van anderhalf jaar meer dan
365 kalenderdagen heraft geduurd.
2. Blijkt bij het in het vorige lid bedoelde onderzoek, dat
diensthervatting niet is uitgesloten, dan wordt de uitbetaling
van bezoldiging volgens artikel 38 voortgezet en het geneeskun
dig onderzoek, telkens wanneer zulks gewenst wordt geacht, her-
haa ld
3. Blijkt bij het geneeskundig onderzoek, dat diensthervat
ting is uitgesloten, dan wordt de uitbetaling van bezoldiging
volgens artikel 38 voortgezet tot aan de dag van ingang van he
ontslag.
4- "'anneer aan een ambtenaar in vaste dienst, die wegens zie
te of ongeval verhinderd is zijn dienst te verrichten en wiens
verhindering uit dien hoofde laatstelijk minder dan twee
heeft geduurd, wegens ongeschiktheid op grond van ziels- x_
chaamsgebreken, die niet aan zijn schuld of nalatigheid^ te wij
ten zijn, ontslag wordt verleend, ontvangt hij, indien hij m°-
recht op invaliditeitspensioen, als bedoeld in artikel 48,
le lid c, of op verhoogd invaliditeitspensioen, als bedoeld i-
artikel 48, le lid d, der Pensioenwet 1922 (Staatsblad n0, g,
wordt ontslagen, van de datum, waarop het ontslag ingaat, ge
rende de termijn, welke de verhindering minder dan twee jaar
"heeft
heeft geduurd, een toelage.
5. Deze toelage wordt verleend tot een zodanig bedrag, dat het
pensioen en de toelage te zamen evenveel bedragen als over de in
het slot van het vorige lid bedoelde termijn ingevolge artikel
38 zou zijn genoten, indien het ontslag achterwege ware gebleven.
6. Hij, die op grond van dit artikel een toelage ontvangt, is
verplicht zich te onderwerpen aan het van gemeentewege uit te oe
fenen toezicht op zijn gezondheidstoestand. Blijkt bij de uitoe
fening van dit toezicht, dat de gezondheidstoestand van de betrok
kene zodanig is verbeterd, dat hij weer in staat is door voor hem pas
sende arbeid in zijn levensonderhoud te voorzien, dan wordt de
toelage ingetrokken.
7. Deze toelage vervalt zodra hij, die op grond van dit artikel
de toelage ontvangt, binnen de in het vierde lid genoemde termijn
de leeftijd van 65 jaar bereikt.
8. In bijzondere gevallen kunnen Burgemeester en -ethouders van
het bepaalde in het vierde en vijfde lid van dit artikel afwijken.
Artikel 40.
1. Een geneeskundig onderzoek kan mede worden ingesteld ten aan
zien van een ambtenaar, die niet wegens ziekte buiten dienst is,
Jaar van wie nochtans op goede gronden wordt verondersteld, dat
zijn lichamelijke of geestelijke toestand een beletsel vormt om
zijn dienst naar behoren te verrichten.
2. Blijkt bij het onderzoek, dat zodanige dienstverrichting is
uitgesloten, dan heeft de betrokkene, indien hij op grond van de
uitslag van het geneeskundig onderzoek buiten dienst wordt ge
steld, aanspraak op uitbetaling van bezoldiging volgens artikel
33, tot aan de dag van ingang van het ontslag.
Artikel 41.
1. Een ambtenaar, die op grond van de uitslag van een genees
kundig onderzoek, als bedoeld in de artikelen 39 en 40, niet
reeds aan een geneeskundig onderzoek volgens de bepalingen van
üe Pensioenwet 1922 (Staatsblad no. 240) wordt onderworpen, kan,
indien hem op grond van de uitslag van eerstbedoeld onderzoek
eervol ontslag wordt aangezegd, binnen 14 dagen na de dagtekening
Tan deze aanzegging aan Burgemeester en -'ethouders verzoeken aan
een herkeuring te worden onderworpen. Van de mogelijkheid daar
toe wordt de ambtenaar bij de aanzegging mededeling gedaan.
2. Zodanige herkeuring heeft in ieder geval plaats, indien Burge
meester en ï.'ethoudersnadat een geneeskundig onderzoek volgens
'ie bepalingen van de Pensioenwet 1922 (Staatsblad no. 240) niet
iotafkeuring heeft geleid, desondanks van oordeel zijn, dat de
toestand van de ambtenaar tot ontslag aanleiding moet geven.
3. De herkeuring geschiedt uoor een commissie van drie genees
kundigen, aangewezen op overeenkomstige wijze, als bedoeld in
artikel 10, vierde lid.
Artikel 42.
-• Op grond van de uitslag van een geneeskundig onderzoek of
°en herkeuring, als bedeeld in de artikelen 39, 40 en 41, kan de
ambtenaar binnen een jaar na het ontstaan van de verhindering
rtet worden ontslagen, tenzij hij op het tijdstip van ontslag
uit zijn ambt, deswege aanspraak heeft op pensioen ten laste
-an het algemeen burgerlijk pensioenfonds of op een uitkering,
U-s bedoeld in artikel 43. In dat geval wordt tot het einde van
Onbedoelde termijn van een jaar de bezoldiging doorbetaald tot
-en bedrag, gelijk aan de laatstelijk genoten bezoldiging,