verminderd met evenbedoeld pensioen, onderscheidenlijk met even-
bedoelde uitkering.
2. De ambtenaar, die op andere gronden dan zijn bedoeld in het
eerste lid gedurende zijn ziekte eervol is ontslagen, wordt voor
de toepassing van het eerste, derde en vierde lid van artikel 38
gedurende zijn ziekte, doch uiterlijk tot een jaar na de aanvang
der verhindering om dienst te doen, geacht in dienst te zijn ge
bleven
3. De ambtenaar, die ^gedurende ten minste twee maanden in diena
is geweest en binnen één maand, nadat hij eervol is ontslagen
werkloos zijnde, door ziekte of ongeval verhinderd wordt arbeid
te verrichten, wordt voor de toepassing van het eerste en derde
lid van artikel 38 gedurende zijn ziekte, doch uiterlijk toteea
jaar na de aanvang der verhindering geacht in dienst te zijn.
4. In de gevallen, bedoeld in het tweede en derde lid, vinden
de artikelen 44, 45, 47, 48 en 49 overeenkomstige toepassing.
5. Indien aan de ambtenaar het in het 2e en 3e lid bedoelde
ontslag is verleend wegens het bereiken van de 65-jarige leeftijd
wordt de bezoldiging verminderd met het bedrag dat aan ouderdom
pensioen wordt ontvangen. Ontvangt de ambtenaar wachtgeld of een
tijdelijke uitkering in de zin van de Tijdelijke Uitke rings ver or
dening dan wordt de bezoldiging daarmede verminderd.
Artikel 43
1. De ambtenaar, die op grond van de herkeuring, bedoeld in ar
tikel 41, tweede lid, wordt ontslagen en die, aangenomen dat oei
de Pensioenraad hem uit hoofde van ziekten of gebreken ongeschii
zou hebben verklaard voor de verdere waarneming van zijn ambt,
op grond van de bepalingen van de Pensioenwet 1922 (Staatsblad
no. 240) met de dag van ingang van zijn ontslag zou zijn gepensi
onneerd, heeft na zijn ontslag aanspraak op een uitkering ten
bedrage en op de voet als voor zijn pensioen zou gelden. Maakt
in dit geval de ambtenaar gebruik van de hem bij artikel 95 dier
wet gegeven gelegenheid om het behoud van uitzicht op pensioen
voor zijn na te laten betrekkingen te verzekeren, dan wordt hen
de daarvoor verschuldigde bijdrage van gemeentewege vergoed.
2.De op grond van het vorige lid toegekende uitkering vervalt
zodra aan de gewezen ambtenaar na zijn ontslag alsnog uit hoofde va)
het ambt, waarin de aanspraak op genoemde uitkering is ontstaan,
pensioen, op grond van de bepalingen van de Pensioenwet 1922
(Staatsblad no. 240), wordt toegekend.
3. De ambtenaar, aan wie een uitkering, als in het eerste lie
bedoeld, is toegekend, is verplicht de reserve, welke hij
zijn pensionnering overeenkomstig artikel 12 van het Koninklijk
besluit van 22 December 1922 (Staatsblad no. 684), zoals dat se
dertdien is gewijzigd, ontvangt, terug te betalen aan de gemeen-
te.
4. Hij is voorts verplicht zich ten aanzien van zijn lichame
lijke of geestelijke geschiktheid om arbeid te verrichten te on
derwerpen aan geneeskundig onderzoek en aan toezicht op de wij
ze, als door Burgemeester en ï'ethouders te bepalen, en, desver-
langd, overeenkomstig de bepalingen van de Pensioenwet 1922^
(Staatsblad no. 240), een hernieuwd onderzoek naar zijn licha
melijke of geestelijke gesteldheid aan te vragen.
5. Bij niet nakomen van de verplichting, in het vorig lid ge*
noemdvervalt de aanspraak op de uitkering in dit artikel be
doeld
"Ar-"
Artikel 44.
Voor de toepassing van artikel 38 wordt ten aanzien van de
ambtenaar, die na een ziekte of een ongeval de dienst heeft her
vat en binnen 30 kalenderdagen daarna ten gevolge van dezelfde
ziekte of hetzelfde ongeval wederom verhinderd wordt zijn dienst
te verrichten, de tweede verhindering als een voortzetting van
de eerste aangemerkt.
Artike145-
Onverminderd het bepaalde in artikel 39 kan de ambtenaar, die
wegens ziekte of ongeval verhinderd is zijn dienst te verrichten,
geneeskundig warden onderzocht, ter beantwoording van de vraag,
of de verhindering om de dienst te verrichten al of niet bestaat,
dan wel wat in het belang van een goede behandeling of genezing
nodig is.
Artikel 46.
1. Indien een ambtenaar, die wegens ziekte of ongeval verhin
derd is zijn dienst te verrichten, bezwaar heeft, hetzij tegen
de voor schriften, welke een door Burgemeester en wethouders aan
gewezen geneeskundige in het belang van een goede behandeling
of genezing noodzakelijk acht, hetzij tegen de opdracht om ar
beid te verrichten, hem door Burgemeester en Ï'ethouders na over
leg met zulk een geneeskundige gegeven, is hij verplicht dit
schriftelijk ter kennis van Burgemeester en ïïethouders te bren
gen binnen 3 maal 24 uur na ontvangst van een zodanig voorschrift
of een zodanige opdracht.
2. Indien Burgemeester en ï'ethouders de bezwaren van de ambte
naar niet of niet voldoende gegrond achten, wordt een geneeskun
dig onderzoek ingesteld door een commissie van drie geneeskundi
gen, aangewezen op overeenkomstige wijze, als bedoeld in artikel
10, vierde lid.
3. Verklaren de geneeskundigen of de meerderheid hunner de be
swaren van de ambtenaar ongegrond, dan wordt hem daarvan mede
deling gedaan.
4. De kosten van dit onderzoek, de eventuele reis- en verblijf-
tosten van de ambtenaar zelf inbegrepen, komen ten laste van de
gemeente. Hetzelfde geldt ten aanzien van de geneeskundige onder
deken, krachtens de artikelen 39, 40, '-3 en 45, en van de her-
bedoeld in artikel 41, voor zover uit de daarop toepas
selijke bepalingen niet het tegendeel volgt.
Artikel 47
Geen aanspraak op uitkering van bezoldiging bestaat:
a- indien de ambtenaar de ziekte of het ongeval, ten gevolge
waarvan hij verhinderd is zijn dienst te verrichten, met op-
zet heeft veroorzaakt;
indien de ambtenaar, blijkens door of namens Burgemeester en
ethouders ingewonnen geneeskundig advies, de ziekte of het
ongeval heeft gesimuleerd, althans zodanig geaggraveerddat
verhindering tot dienstverrichting niet kan worden aangenomen;
- indien de ziekte of het ongeval het gevolg is van een misdrijf,
door de ambtenaar begaan, van misbruik van alcoholische dran
ken of bedwelmende middelen of, indien hij een bekend onzede
lijk gedrag leidt, van zijn onzedelijkheid.
"Art.48"