g6_ h
2. De commissie is bevoegd in elk voorkomend geval, waarin
zij kennis krijgt van een strafrechtelijke vervolging tegen
een klager ter zake van het feit, waaromtrent een onderzoek bil
haar aanhangig is, de behandeling daarvan uit te stellen of tel
schorsen, totdat bij rechterlijk gewijsde in de zaak is beslist]
HOOFDSTUK X
Schorsing en ontslag
Artikel 98.
Onverminderd het in artikel 89 bepaalde kan de ambtenaar
door Burgemeester en Wethouders worden geschorst in zijn ambt;
a. wanneer een strafrechtelijke vervolging tegen hem wordt in
gesteld
b. wanneer hem het voornemen tot bestraffing met onvoorwaarde
lijk ontslag is te kennen gegeven of hem van de oplegging I
van deze straf mededeling is gedaan;
c. in andere gevallen, waarin schorsing wordt gevorderd door I
het belang van de dienst.
Artikel 99.
De ambtenaar wordt door Burgemeester en Wethouders geschorst!
in zijn ambt, indien hij:
a. zich in verzekerde bewaring bevindt;
b. in een krankzinnigengesticht wordt verpleegd.
Artikel 100
1. Tijdens de schorsing ingevolge artikel 98, onder a, of
ingevolge artikel 99, onder a, wordt de bezoldiging voor één 1
derde gedeelte niet uitgekeerd; na verloop van een termijn vanl
zes weken kan een verdere vermindering van het uit te keren be-j
drag, ook tot het volle bedrag van de bezoldiging, plaats vin-I
den. Het betaalbare gedeelte van de bezoldiging kan aan anderea
dan aan de ambtenaar worden uitgekeerd.
2. Tijdens de schorsing ingevolge artikel 98, onder b, kan
tot de in de strafaanzegging of -oplegging genoemde datum van
ingang van het ontslag de bezoldiging geheel of gedeeltelijk
niet worden uitgekeerd. Van bedoelde datum van ingang van het
ontslag af wordt de uitkering van de bezoldiging geheel ge
staakt. Het betaalbare gedeelte van de bezoldiging kan aan an
deren dan aan de ambtenaar worden uitgekeerd.
3. De ingevolge het eerste lid niet uitgekeerde bezoldiging I
wordt alsnog uitbetaald, indien de schorsing niet door een doel
de strafrechter opgelegde straf wordt gevolgd of ook indien
en in zoverre op andere gronden alsnog tot uitbetaling wordt I
besloten.
4. De ingevolge het tweede lid niet uitgekeerde bezoldiging
wordt alsnog uitbetaald, indien op de schorsing bestraffing
van de ambtenaar met onvoorwaardelijk ontslag niet volgt.
Artikel 101
1Ontslag wordt gegeven door het gezag, dat bevoegd is tot I
aanstelling in het ambt, laatstelijk door de ambtenaar bekleec..
Het ontslag wordt schriftelijk verleend. Het ontslagbesluit
vermeldt de dag van ingang van het ontslag, dan wel een om
schrijving of aanduiding van die dag.
2
2. De redenen van het ontslag worden in het ontslagbesluit
vermeld, behoudens in de gevallen, bedoeld in de artikelen
103 en 111; in die gevallen vermeldt het ontslagbesluit de re
denen van het ontslag slechts op verzoek van de ambtenaar.
Artikel 102.
1. De ambtenaar wordt op zijn verzoek eervol ontslag verleend.
2. Het ontslag wordt niet verleend met ingang van een dag,
vroeger dan een maand of later dan 3 maanden na de dag, waarop
het verzoek om ontslag is ingekomen.
3. Indien de ambtenaar dit verzoekt kan van het bepaalde in
lid 2 worden afgeweken.
4. Is een strafrechtelijke vervolging tegen de ambtenaar aan
hangig of wordt overwogen hem in aanmerking te brengen voor
een diciplinaire straf, dan kan het nemen van een beslissing
op een verzoek om ontslag worden aangehouden, totdat de uit
spraak van de strafrechter of de beslissing in zake de dicipli
naire straf onherroepelijk is geworden.
Artikel 103
1. Aan de ambtenaar in tijdelijke dienst, die blijkens zijn
aanstelling voor een bepaalde tijd of voor een proeftijd is
aangesteld, wordt, tenzij het tegendeel blijkt, geacht niet
op zijn verzoek eervol ontslag te zijn verleend, zodra die
tijd is verstreken.
2. Aan de ambtenaar in tijdelijke dienst, die voor onbepaal
de tijd is aangesteld, kan ontslag worden verleend, mits een
opzeggingstermijn in acht wordt genomen:
a. van 3 maanden, ingeval de betrokkene bij het begin van de
opzeggingstermijn laatstelijk 12 maanden onafgebroken in
dienst was
b. van 2 maanden, ingeval de betrokkene bij het begin van de op
zeggingstermijn laatstelijk 6 maanden of langer, doch korter
dan 12 maanden onafgebroken in dienst was;
c. van één maand, ingeval de betrokkene bij het begin van de
opzeggingstermijn laatstelijk korter dan 6 maanden onafge
broken in dienst was.
3. Over de tijd, die aan de in het tweede lid bedoelde op
zeggingstermijn mocht ontbreken, heeft de betrokkene recht op
doorbetaling der bezoldiging.
4. Op doorbetaling der bezoldiging bestaat niet langer aan
spraak, indien de ambtenaar:
a. gedurende de opzeggingstermijn uit eigen beweging de dienst
verlaat
b. gedurende de opzeggingstermijn een andere betrekking aanvaardt.
5. Aan de ambtenaar in tijdelijke dienst, als bedoeld in
bet eerste lidkan ontslag worden verleend met ingang van een
d&g, gelegen binnen de bepaalde tijd of de proeftijd. In dat
geval vindt het bepaalde in het tweede, derde en vierde lid
overeenkomstige toepassing.
Artikel 104.
1. Wordt de ambtenaar in tijdelijke dienst ambtenaar in de
zin van de Pensioenwet 1922 (S. no. 240) dan wordt het krach
tens artikel 17 ingehouden bedrag bij inkoop van de in tijde
lijke dienst der gemeente doorgebrachte diensttijd niet uit
betaald en wordt wegens de voor de inkoop verschuldigde bij
drage niet verhaald. Indien de ambtenaar schriftelijk aan Bur-