gemeester en Wethouders te kennen geeft dat hij niet tot in koop overgaatzomede in geval het dienstverband van de ambte naar in tijdelijke dienst eindigt wordt het bovengenoemde be drag aan de ambtenaar of diens rechtverkrijgenden uitgekeerd, vermeerderd met rente overeenkomstig het bepaalde in de vol gende leden. 2. Aan het van de ambtenaar in tijdelijke dienst in de loop van het kalenderjaar ingevolge artikel 17 ingehouden bedrag, wordt op 31 December van dat jaar of op het tijdstip, dat hij ambtenaar wordt in de zin van de Pensioenwet 1922 (S. no. 240) en niet tot inkoop overgaat of op het tijdstip dat zijn dienst verband eindigt, 2<fo toegevoegd als rentevergoeding. 3. Het totaal bedrag, dat op 31 December van enig jaar inge volge artikel 17 op de bezoldiging van de ambtenaar in tijde lijke dienst is ingehouden, draagt over het volgende kalender jaar een rente van 4$. In geval van uitkering in de loop van dat kalenderjaar wordt deze rente berekend tot en met de maand waarin een der tijdstippen, genoemd in het vorige lid, vallen. Artikel 105 1 Aan de ambtenaar kan eervol ontslag worden verleend we gens opheffing zijner betrekking of wegens verandering in de inrichting hetzij van het dienstvak, waarbij hij werkzaam is, hetzij van twee of meer dienstvakken, dan wel wegens vermin derde behoefte aan arbeidskrachten. 2. Bij ontslag wegens verandering in de inrichting van een of meer dienstvakken of wegens verminderde behoefte aan ar beidskrachten geschiedt, tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten, het ontslag der in vaste dienst aangesteld de ambtenaren in de volgende rangorde; a. zij, die zulks wensen; b. de gehuwde vrouwelijke ambtenaren, tenzij zij de kostwin- ster zijn van een gezin; c. zij, die 35 of meer voor pensioen geldige dienstjaren heb ben, waarbij ongehuwden, die geen kostwinner van een ge zin zijn, vóór de overigen en in beide groepen ouderen in leeftijd vóór jongeren gaan; d. zij, die de leeftijd van 35 jaren nog niet hebben overschre^ den en niet 6 maanden of langer hetzij gehuwd, hetzij kost winner van een gezin zijn, te beginnen met hen, die de minste dienstjaren hebben; e. zij, die de minste dienstjaren hebben. 3. Indien de omvang van de voorgenomen afvloeiing daartoe leiding geeft, geschiedt deze naar een bepaald, vooraf vastge steld plan. Over dit plan wordt 'overleg gepleegd in de commis sie, bedoeld in artikel 116. Daarna wordt het aan de betrokken ambtenaar medegedeeld. 4. Wanneer aan een ambtenaar krachtens het eerste lid ont slag wordt verleendwordtbehoudens het bepaalde in het vijl de lid, een opzeggingstermijn van drie maanden in acht genomen. 5. Wanneer krachtens het eerste lid ontslag wordt verleena aan een ambtenaar in tijdelijke dienst, die daaraan geen aan spraak op wachtgeld ontleent, wordt een opzeggingstermijn in acht genomen, als aangegeven in het tweede lid van artikel 'tl Het derde en vierde lid van artikel 103 zijn alsdan van toe passing. Artikel 106. 1. De vrouwelijke ambtenaar, die in het huwelijk treedt, wordt met ingang van de dag volgende op die van haar huwelijk eervol ontslagen. 2. De in het eerste lid gestelde regel lijdt uitzondering; a. wanneer de ambtelijke werkzaamheden worden verricht in de echtelijke woning of in een localiteit, welke binnenshuis gemeenschap heeft met die woning; b. wanneer dit door de Raad, hetzij voor een speciaal geval, hetzij voor een bepaalde catagorie van ambten, wordt be paald; een dergelijke bepaling kan in de regel slechts wor den getroffen, indien het betrokken ambt als een bijbetrek king kan worden vervuld. 3. Een besluit, als bedoeld in het vorige lid, onder b, wordt niet genomen dan nadat het hoofd van dienst ter zake door Burgemeester en Wethouders is gehoord. Artikel 107. Voor de toepassing van artikel 1 06 wordt met de vrouwelijke ambtenaar, die in het huwelijk treedt, gelijk gesteld de vrou welijke ambtenaar, die in concubinaat leeft. Artikel 108 1. Aan de ambtenaar kan eervol ontslag worden verleend, in dien, naar het oordeel van het gezag, hetwelk tot het verle nen van het ontslag bevoegd is, uit zijn gedragingen van een zodanige gezindheid blijkt, dat geen voldoende waarborg aan wezig is, dat hij zijn plicht als ambtenaar onder alle om standigheden getrouwelijk zal volbrengen. 2. Een gedraging, als bedoeld in het eerste lid, is onder meer aanwezig, wanneer een ambtenaar lid is van een vereniging, waarvan de Minister, Voorzitter van de Raad van Ministers, in gevolge art. 97b van het Algemeen Rijksambtenarenreglement ten aanzien van rijksambtenaren verklaard heeft, dat zij om de doeleinden, die zij nastreeft, of de middelen, die zij aan wendt, de behoorlijke vervulling van zijn plicht als ambte naar kan in gevaar brengen of schaden, of wanneer hij op eni gerlei wijze medewerking of steun verleent aan een zodanige vereniging of van haar uitgaande actie. 3. Een ontslagverlening ingevolge het eerste lid kan slechts geschieden in overeenstemming met het advies van de commissie als bedoeld in art ,97b van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, zulks met inachtneming van hetgeen omtrent haar samenstelling en werk wijze bij en krachtens algemene maatregel van bestuur is en wordt bepaald. 4. Op de in het vorige lid bedoelde commissie is niet van toepassing het bepaalde in hoofdstuk IX. Artikel 109. 1. Aan de ambtenaar, die de volgens artikel 48, lid 1 sub a van de Pensioenwet 1922 (Staatsblad no. 240) voor het recht op ouderdomspensioen vereiste leeftijd bereikt heeft, wordt, voor zover niet tot ontslag op andere grond aanleiding bestaatmet ingang van de eerste dag van de maand volgende op die, waarin genoemde leeftijd is bereikt, eervol ontslag verleend. 2. Van het bepaalde in het eerste lid kan in bijzondere gevallen, ter beoordeling van het gezag, dat bevoegd is het ontslag te verlenen, worden afgeweken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1952 | | pagina 565