No. 10862.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van
18 September 1952 (bijlage no. 195);
BESLUIT
de gemeente staat tot 31 December 1990 in erfpacht af aan
de fa. bouw- en aannemersbedrijf "Het Noorden", alhier, het
perceel bouwterrein, gelegen aan de Lijsterstraat, hoek Valk
straat, deel uitmakende van het perceel, kadastraal bekend
gemeente Leeuwarden, sectie E, no. 3737, op de bij dit besluit
behorende situatietekening roodomlijnd aangegeven, ter grootte
van plm. 327 m2 en wel onder de volgende voorwaarden!
1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een grondwaarde
van f. 14,per m2 en een rentevoet van 6 per jaar;
2. het door belanghebbende ten kantore van het gemeentelijk
grondbedrijf gestorte bedrag van f. 230,--, als waarborg
voor de nakoming der voorwaarden, vervalt aan de gemeente,
indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan, tenzij bur
gemeester en wethouders in bijzondere gevallen,te hunner
beoordeling, niettemin tot gehele of gedeeltelijke terug
gave van de waarborgsom besluiten. Bij voldoening aan de
voorwaarden wordt op aanvraag de waarborgsom teruggegeven;
3. zolang de erfpacht niet met toestemming van burgemeester
en wethouders is overgedragen,mag bebouwing door derden
niet plaats hebben
4. de akte van erfpacht moet notarieel worden verleden binnen
een door burgemeester en wethouders te stellen termijn;
5. voor het overige zijn op deze afstand in erfpacht van toe
passing - voorzover mogelijk en met het bovenstaande niet
in strijd - de bepalingen, betreffende de uitgifte in erf
pacht van bouwterreinen, gelegen tussen Oostersingel en
Cambuursterpad en toebehorende aan de gemeente Leeuwarden.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
voorzitter.
Secretaris.
Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad
van Leeuwarden, 1952. Bijlage no.196.
Leeuwarden, 18 September 1952.
Aan de Gemeenteraad.
In Uw vergadering van 23 April j.l. stelde U in onze
handen om prae-advies een aan U gericht schrijven van het
algemeen vrouwencomité "Tot Opbouw" om het gebruik van trek
honden in deze gemeente in navolging van andere gemeenten
te verbieden.
Naar aanleiding van dit schrijven delen wij U het vol
gende mede.
De Trekhondenwet 1910, staatsblad no. 203, geeft bepa
lingen ter bescherming van de trekhond. Deze wet bindt het
gebruiken van een trekhond aan een vergunning van burge
meester en wethouders. Ter uitvoering van deze wet zijn bij
algemene maatregel van bestuur nauwkeurige en gedetailleerde
voorschriften gegeven, waaraan de lichamelijke gesteldheid
van de hond, het tuig, de hondenkar en het geleide moeten
voldoen. Burgemeester en wethouders mogen een vergunning
alleen weigeren, indien aan de vorengenoemde voorschriften
niet is voldaan.
Het beginsel van de wet is derhalve, dat het gebruik
van trekhonden in ons land geoorloofd is, mits voldaan wordt
aan de voorschriften bij of krachtens de wet gesteld. Nu de
wet de bescherming van de trekhond uitdrukkelijk heeft ge
regeld moet dan ook worden aangenomen, dat dit onderwerp
een zaak van algemeen rijksbelang is geworden, waarin de
gemeenteraden, zonder uitdrukkelijke toekenning van de be
voegdheid daar toe, niet mogen treden. Ook uit de geschie
denis van de totstandkoming van de wet blijkt dit duidelijk.
In dit verband mogen wij U nog wijzen op artikel 193 der
Gemeentewet, welk artikel bepaalt, dat plaatselijke verorde
ningen niet mogen treden in hetgeen van algemeen rijksbelang
is. Volgens de bestaande literatuur en jurisprudentie moet
deze bepaling zo worden opgevat, dat daar in ieder geval on
dervallen zaken, die vanwege het rijk bij wet of algemene
maatregel van bestuur zijn geregeld. De gemeenteraden kunnen
derhalve geen regelingen met betrekking tot de bescherming
van de trekhond uitvaardigen en kunnen het beginsel van de
wet binnen haar territoir niet buiten werking stellen.
Bij informatie bij de vereniging van Nederlandse Gemeen
ten werd bovengenoemd standpunt gedeeld, terwijl ons tevens
bleek, dat in geen enkele gemeente van Nederland een derge
lijk verbod was uitgevaardigd. Ook het algemeen vrouwencomi-
tedat wij hieromtrent nadere inlichtingen vroegen - in ver
band met de mededeling in het aan U gericht schrijven, dat
in vele gemeenten een dergelijk verbod bestond - deelde ons
mede, dat bij nader onderzoek was gebleken, dat het uitvaar
digen van een verbod tot het gebruiken van trekhonden niet mo
gelijk was.
Wel is het mogelijk op grond van artikel 168 der Gemeente
wet bepalingen in het leven te roepen met betrekking tot het
gebruik van trekhonden in het belang van het verkeer of de open
bare gezondheid. In enkele gemeenten bestaat een dergelijke
verordening met betrekking tot het verkeer. De wenselijkheid
°m een dergelijke verordening uit te vaardigen, moet echter