worden beoordeeld van uit een ander standpunt dan dat van de bescherming van de trekhond. Bij een onderzoek, dat wij hier omtrent hebben doen instellen,is ons niet gebleken, dat in deze gemeente uit dien hoofde behoefte aan een regeling be staat Wat de algemene zijde van dit vraagstuk betreft kunnen wij U nog mededelen, dat tengevolge van de veranderde omstan digheden en inzichten en tengevolge van de grote ontwikkeling, die het motorisch vervoer heeft ondergaan, het gebruik van trekhonden in ons land de laatste tientallen jaren sterk is afgenomen en in grcterkring dan voorheen een, naar onze mening volkomen begrijpelijke, antipathie tegen het gebruik van de hond als trekdier hebben doen ontstaan. Het is ons onder andere gebleken, dat op het ogenblik in ruim 650 gemeenten in ons land geen trekhonden meer worden gebruikt. Ook in deze gemeente is de trekhond langzamerhand aan het verdwijnen. In 1948 bedroeg het aantal goedgekeurde trekhonden in onze gemeente nog 152, in 1949! 133, in 1950: 127, in 1951: 115 en op het ogenblik 88. Wij menen dan ook te mogen verwachten, dat dit aantal in de komende jaren nog zal afnemen en dat goed gevoerde acties op dit gebied ongetwijfeld in de naaste toekomst resultaten af zullen werpen en de trekhond in deze gemeente geheel zullen doen verdwijnen. Zelf zullen wij bij voorkomende gelegenheden, evenals wij dit sinds jaren voor de ontvangst van het adres van "Tot Opboffii" reeds bij herhaling hebben gedaan, van onze antipathie tegen het gebruik van trekhonden blijk blijven geven en niet blijven nalaten er op te wijzen, dat de trekhonden in deze tijd met de moderne hulpmiddelen van vervoer niet meer thuis horen. Op grond van het vorenstaande stellen wij U voor het al gemeen vrouwencomité overeenkomstig de inhoud van dit prae- advies te antwoorden. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, A.A.M. van der Meuien, Burgemeester. T. Bakker, Secretaris. Verzonden 20 September 1952. Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden, 1952. Bijlage no.197. Leeuwarden, 18 September 1952. Aan de Gemeenteraad. Tengevolge van de uitbreiding van het aantal klassen moet aan elk der gemeentescholen nos. 5 en 15 (beide gewoon lager onderwijs) een onderwijzeres worden aangesteld. Het geringe aantal geschikte sollicitanten maakt het ons niet mogelijk U voor deze vacatures voordrachten van drie bevoegde leerkrachten aan te bieden. Na gepleegd overleg met de inspecteur van het lager onderwijs en na ingewonnen bericht van de betreffende schoolhoofden dragen wij U derhalve ter benoeming voor: A. aan gemeenteschool no. 5: mevrouw B. van Dijl, laat stelijk tijdelijk onderwijzeres bij het bijzonder onderwijs te Nijmegen; B. aan gemeenteschool no. 15: mejuffrouw S. Dijkstra, onderwijzeres aan de openbare school voor gewoon lager onder wijs te Menaldum, wonende te Leeuwarden. Onder overlegging van de betreffende stukken geven wij in overweging tot de benoeming over te gaan. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, A.A.M. van der Meulen, Burgemeester. T.Bakker, Secretaris. Verzonden 20 September 1952.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1952 | | pagina 602