VIII 5.
5. Openbaar buitengewoon lager onderwijs.
177 Schoolgelden Begroting Rekening
1948 500,— 1948 1.090,25
1949 - 500,— 1949 - 1.000,
1950 - 750,— 1950 - 875,—
1951 - 1.000,—
1952 - 1.500,—
De schoolgelden voor het openbaar buitengewoon lager onderwijs worden voor het
schoolgeldjaar 1951/'52, zowel als voor 1952/'53, geraamd op ƒ1.500,
Zie de toelichting bij volgnummer 137.
179 Vergoeding van het rijk ingevolge art. 71 der lager-onderwijswet 1920
Begroting Rekening
1948 45.034,— 1948 47.440,-
1949 - 47.678,— 1949 - 49.464,-
1950 - 48.705,— 1950 - 77.350,-
1951 - 73.947,—
1952 - 83.665,—
Onder volgnummer 320 der uitgaven is 82.665,resp. 1.000,uitgetrokken wegens
jaarwedden voor vast en tijdelijk onderwijzend personeel, welke voor rijksvergoeding in
aanmerking komen.
Zie de toelichting bij volgnummer 139.
181 Ontvangst van over een vorige dienst te weinig genoten vergoeding van het rijk krachtens
art. 71 der lager-onderwijswet IQ20 Begroting Rekening
1948 800,— 1948 1.819,83
1949 - 800,— 1949 - 1.814,93
1950 - 800,— 1950 - 203,29
1951 - memorie
1952 - memorie
Zie de toelichting bij volgnummers 139 en 141.
183 Bijdragen van andere gemeenten of van het rijk ingevolge titel Va der lager-onderwijswet
IC/20 Begroting Rekening
1950 2.590,— 1949
1951 - 8.484,— 1950 - 8.585,-
1952 - 10.330,—
Gelet op het aantal buitenleerlingen in 1951 wordt op dit volgnummer geraamd 84
123,— 10.332,— of rond 10.330,—.
Zie de toelichting onder volgno. 143.
185 Bijdrage van de provincie in de kosten van de cursus voor avondonderwijs ten behoeve van
oud-leerlingen der scholen voor buitengewoon lager onderwijs
Begroting Rekening
1951 1.000,— 1950 -
1952 - 500,—
Op grond van de door de staten van Friesland vastgestelde verordening in zake het ver
lenen van provinciale bijdragen ten behoeve van het avondonderwijs voor oud-leerlingen
der scholen voor buitengewoon lager onderwijs (provinciaal blad 1949, no. 81) kan ge
rekend worden op een ontvangst van 400 (lesuren) X 1,is 400,en 20 (gemiddeld
aantal leerlingen) x ƒ5,is ƒ100,of in totaal ƒ500,
28
VIII 6 en 7.
6. Openbaar voorbereidend lager onderwijs.
191 Schoolgelden Begroting Rekening
1948 4.000,— 1948 5.765,90
1949 - 5.500,— 1949 - 6.786,04
1950 - 5.000,— 1950 - 5.000,—
1951 - 7.500,—
1952 - 10.500,—
De schoolgelden voor het openbaar voorbereidend lager onderwijs worden voor het
schoolgeldjaar 1951 '52, zowel als voor 1952/'53, geraamd op ƒ10.500,
Zie de toelichting bij volgno. 137.
193 Ontvangsten ter zake van de cursus tot opleiding van onderwijzeressen aan kleuterscholen
Geraamd wordt voor:
schoolgelden12.480,
bijdragen buitengemeenten- 4.850,
Begroting
1950 7.300,—
1951 - 9.050,—
1952 - 17.330,—
ƒ17.330,—
Rekening
1949
1950 - 3.45o'—
Zie volgno. 362.
7. Bijzonder gewoon lager onderwijs.
195 Schoolgelden
Begroting
1948 35.000,—
1949 -
1950 -
1951 -
1952 -
38.000,—
40.000,—
56.000,—
66.000,—
1948
1949
1950
Rekening
De heffing geschiedt naar dezelfde grondslagen als voor het openbaar gewoon lager
onderwijs.
De schoolgelden voor het bijzonder gewoon lager onderwijs worden voor het schoolgeld-
jaar 1951 "52, zowel als voor 1952/'53, geraamd op 66.000,
Zie de toelichting bij volgno. 137.
52.882,06
55.000,—
40.000,—
197
en van andere gemeenten en van het rijk ingevolge titel Va der lager-ondenoijswet
I92ü Begroting Rekening
1950 2.200,— 1949
1951 - 3.348,— 1950 - 3.503,—
1952 - 3.885,—
Gelet op het aantal buitenleerlingen in 1951 wordt op dit volgnummer geraamd 105 X
37,- 3.885,—.
Zie de toelichting onder volgno. 143.
Bijdrage van hoofdstuk XIV van de gewone dienst wegens bespaarde rente waarborgsommen,
gestort door besturen van bijzondere scholen
Begroting
1948
1949
1950
1951
1952
2.035,—
1.300,—
1.800,—
2.50C,
2.640,
Rekening
1948
1949
1950
De gestorte waarborgsommen zijn niet afzonderlijk belegd, doch worden door de ge
meente voor financiering van kapitaalsobjecten aangewend.
Gerekend naar een rente-omslag van 4 kan deze ontvangstpost worden gesteld op
rond ƒ2.640,—.
Zie volgno. 376 en bijlage 2 van staat L II.
2.243,84
1.338,92
1.044,34
29