XI I.
a. betreffende het op het dienstjaar betrekking hebbende belastingjaar 416.000,
b. betreffende het vorige belastingjaarmemorie
416.000,--
De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 30 Augustus 1950, goedgekeurd bij
koninklijk besluit van 21 Nov. 1950, no. 38.
De onder dit volgnummer en onder volgnummer 297 vermelde ontvangsten zijn geraamd
in overeenstemming met de raming van de inspecteur der belastingen.
Omtrent de onder b van deze beide posten genoemde inkomsten kan nog geen raming
worden gedaan, omdat deze zullen betreffen de eventuele, nog niet bekende, einduit-
keringen over het belastingjaar 1951.
297 no opcenten op de hoofdsom der grondbelasting op de ongebouwde eigendommen
Begroting Rekening
1948 33.000,— 1948 33.348,58
1949 - 33.000,— 1949 - 33.338,97
1950 - 33.000,— 1952 - 33.206,56
1951 - 33.000,—
1952 - 33.000,—
a. betreffende het op het dienstjaar betrekking hebbende belastingjaar 33.000,
b. betreffende het vorige belastingjaar memorie
33.000,—
Zie volgno. 295.
299 7 50 opcenten op de hoofdsom der personele belasting Begroting Rekening
1948 298.000,— 1948 313.259,56
1949 - 270.000,— 1949 - 301.933,72
1950 - 282.000,— 1950 - 309.156,56
1951 - 302.000,—
1952 - 270.000,—
a. betreffende het in het dienstjaar aanvangende belastingjaar (hetgeen van
het rijk tot en met Februari van het volgende kalenderjaar wordt
ontvangen)162.000,
b. betreffende het in het dienstjaar eindigende belastingjaar (het verschil
tussen het door het rijk in totaal uitgekeerde bedrag en het op het
vorige dienstjaar onder a verantwoorde bedrag)- 108.000,-
270.000,-
Vcrwacht mag worden, dat over het belastingjaar 1 Juni 1952, '53 ten behoeve van de
provincie 50 opcenten zullen worden geheven. In verband hieimede moet de gemeente
volstaan met een heffing van 150 opcenten. In overeenstemming met de raming van
de inspecteur der belastingen wordt de opbrengst over het belastingjaar 1951/'52
geraamd op ƒ270.000,waarvan komt ten bate van de dienst 1952 (onderdeel b
40 is 108.000,—.
Volgens mededeling van genoemde inspecteur kan de opbrengst over het jaar
1952 '53 worden geraamd op ƒ270.000,
Op onderdeel a van deze post kan derhalve worden geraamd 60 van 270.000,
ƒ162.000,—.
Bij raadsbesluit van 28 Januari 1948 no. 710, goedgekeurd bij koninklijk besluit van
26 Juni 1948 no. 10, is de gemeente voor de personele belasting gerangschikt in de 4de
klasse voor zover het stedelijk gedeelte betreft en in de 7de klasse voor het landelijk gedeelte.
301 Uitkering of plaatsvervangende uitkering van het rijk wegens opbrengst der ondernemings
belasting Begroting Rekening
1948 616.140,— 1948 649.620,—
1949 - 739.368,— 1949 - 739.368,—
1950 - 1.050.000,— 1950 - 1.050.000,—
1951 - 1.050.000,—
1952 - 1.313.425,—
42
XI 1.
Bij schrijven van de minister van financiën van 10 December 1951, generale thesaurie,
dienst der rijksbegroting, afdeling gemeente-financiën, no. 1, is de uitkering van de onder
nemingsbelasting over 1950 bepaald op 1.313.424,—Voor 1952 zal ter compensatie
van het vervallen van de ondernemingsbelasting tot een gelijk bedrag een uitkering uit
het gemeentefonds worden ontvangen.
303 Gewetensgelden Begroting Rekening
1948 memorie 1948
1949 - memorie 1949 - 23.176,66
1950 - memorie 1950 - 1.341,34
1951 - memorie
1952 - memorie
Het is niet bekend, of op deze post bedragen zullen worden ontvangen.
305 Belasting op de honden Begroting Rekening
1948 38.000,— 1948 40.737,15
1949 - 38.000,— 1949 - 37.621,75
1950 - 33.000,— 1950 - 35.504,25
1951 - 32.000,—
1952 - 30.000,—
De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 8 October 1947 no. 6108, goedgekeurd
bij koninklijk besluit van 17 November 1947 no. 65.
307 Belasting op toneelvertoningen en andere vermakelijkheden
Begroting
1948 200.000,—
1949 - 200.000,—
1950 - 200.000,—
1951 - 180.000,—
1952 - 190.000,—
Rekening
1948 233.767,56
1949 - 217.338,33
1950 - 207.610,19
De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 10 Maart 1948 no. 2057, goedgekeurd
bij koninklijk besluit van 31 Maart 1948 no. 12.
In verband met de thans bekende cijfers over het jaar 1951 kan de opbrengst voor
1952 op ƒ190.000,worden geraamd.
309 Vergunningsrecht wegens verkoop van sterke drank in het klein
Begroting Rekening
1948 13.500,— 1948 16.612,50
1949 - 15.000,— 1949 - 18.552,50
1950 - 16.000,— 1950 - 19.156,25
1951 - 16.000,—
1952 - 16.000,—
De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 21 Februari 1951, no. 1797, goedgekeurd
bij koninklijk besluit van 5 April 1951, no. 44.
Hoewel de ontvangen rechten over de vergunningsjaren 1950 '51 en 1951/'52 een hogere
raming zouden wettigen, lijkt het niet raadzaam in verband met de met ingang van 1 Juli
1951 in werking getreden accijnsverhoging, een hoger bedrag dan voor 1951 te ramen.
3" I erlofsrecht voor de verkoop van zwak-alcoholische drank in het klein
Begroting Rekening
1948 1.250,— 1948 1.106,25
1949 - 1.075,— 1949 - 1.175,—
1950 - 1.100,— 1950 - 1.106,25
1951 - 1.845,—
1952 1-710,—
beffing geschiedt krachtens het onder volgno. 309 vermelde raadsbesluit.
Er zijn 38 verloven verleend.
De opbrengst voor 1952 wordt derhalve geraamd op 38 x ƒ45,— 1.710,—
Zie ook volgno. 534.
43